Bestanddelen van zijn karakter, ze waren er al, lang voordat ik wist hoe te kijken (hoe, niet waar). Nu is er slechts het stolsel van die componenten.
‘Woont Van der Kamp er nog?’
Ik schrik op, was bijna ingedut bij een van de langzame nummers van de cd.
‘Die oude vrouw, die helemaal gek werd als we voetbalden in het veldje dat overliep in haar tuin.’
‘Ja, Van der Kamp, dat weet ik nog wel,’ zeg ik. ‘Ik denk dat zij hier nog wel moet wonen. Heb 'r al een tijdje niet gezien, maar ja, ze is oud.’
‘Ah ja.’ Hij neemt een slok wijn, morst wat, niet uit onachtzaamheid maar juist uit concentratie. ‘Laten we haar gaan opzoeken.’ Glimmende ogen. Plezier, een bestanddeel dat ik vergeten was. ‘Belletje trekken.’
‘En dan?’
‘Dan verzinnen we een mooi verhaal over dat we nog geld krijgen van 'r, voor al die lek gestoken ballen.’
Ik drink door. Nu een half glas per slok. Het is wijn die niet langzaam gedronken hoort te worden. ‘Ik weet het niet.’
‘Wat is er niet te weten?’
Mijn glas is leeg. Ik voel de paarse tandaanslag die Judith altijd wegpoetst met haar vinger.
Ik weet dat ik mijn vriend niets kan weigeren.
Er zijn tuinlampjes, en kabouterbeeldjes. We wankelen en proberen ons lachen niet te veel volume te geven. Zelfs het naambordje op haar deur is onveranderd. De binnenlichten zijn uit. We onderhandelen over wie belt en wie praat. Uiteindelijk drukken we samen, lang en hard, en rennen we samen weg. Wanneer ik om mijn schouder kijk zie ik het huis verlicht worden, en dan rennen we een paadje af, en een veld in. We rusten achter een hooibaal. We lachen hardop, van angst is geen sprake, bomen ritselen door de wind, niet door soldatenzielen.
We kijken naar de hemel tot we beredeneerd hebben dat mevrouw Van der Kamp niet meer wakker is, en de kust veilig.
Alle bungalows slapen, de omgeving maakt geen enkel geluid.
Binnen luisteren we het laatste nummer van de cd, en bespreken we wat we morgen gaan doen. De Koog, Den Burg, naar de bioscoop, een strandwandeling, nog een keer naar het huis van Jan Wolkers?
Het is pas één uur 's nachts, maar we kunnen aan weinig anders denken dan aan slapen. Oogleden, benen, ze willen niet meer.
We besluiten eindelijk toe te geven dat we dronken zijn.
De jassen kunnen weer uit. Nog een glas wijn dan, nog een keer track zes, ons lievelingsnummer.