ten. Op de tweede etage achter het middelste raam schuift een hapermond de letters langzaam tegen elkaar, totdat de stilte het van de stilte overneemt. Alles in de kamer sluimert op de geruisloze luchtstroom, in een onhoorbaar schuiven van de tijd, van iets naar niets. Het licht is ijl en vernietigend tegelijk, het wist de punt van de tafel weg. In dit bevroren moment wacht alles totdat de dichter weer aan zijn schrijftafel schuift.
Wat schreef Leopold in deze weken? Hoeveel versies werden teniet verklaard? De ruit is de onzichtbare getuige. De ruit weet alles. De ruit kent de geluiden van de schrijvende man aan het bureau, zijn bewegingen, zijn blik. Het pedaal van de piano knarst. Leopold zet voorzichtig het eerste akkoord aan.
Hoeveel schroom er ook in de mond ligt, er komt altijd een ogenblik dat de lippen weer uiteen wijken. In Leopolds werk is een o vaak het eerst geluid na lang zwijgen. Urenlang houden de regels zich stil, dan breken ze uit, alsof ze geen minuut meer te verliezen hebben. ‘O volkomen uur’, ‘Mijn lief, mijn lief, o waar gebleven’, ‘O als ik dood zal, dood zal zijn’, ‘O leeggebleven toets’, ‘O hoe zwol hun getij nu’, ‘O harten’, ‘O maar ik zeg u aan van neen’, ‘O woedende onrust die mij schudt’, ‘O nachten van gedragene extase’, ‘O fel verdorsten, wreed martyrium’, ‘O lichte spoed der bengelingen’, ‘O troon van saamgeslagen, gouden spangen’, ‘O rustpunt in dit wuft vagabondeeren’, ‘O wacht, o wacht en neem haar lippen niet terstond’, ‘O las de rozen als de donkerroode verschrompeld geloken’, ‘O loutervlam’, ‘O stof van monden’, ‘O vlonder met hemel boven, hemel onder’.
Aan de keerzijde van het glas weerspiegelt de stad. Ik zoek naar de horizon. Is een sluier genoeg om de wereld buiten de kamer te houden? Hoe vaak heeft Leopold zich laten overmeesteren door de volte van de straat? Waagde hij zich aan de lucht om even op adem te komen tijdens het stamelen? Gaf hij zich werkelijk over aan het donkere golvende gewoel van horten en strompelingen? Soms. In het eerste gedicht van Verzen 1897 slentert Leopold als een marionet door de stad.
mijn voeten zij gaan onder mij klisklas
mijn hoofd hangt in een web van schemeringen
De vraag is, of aan de andere kant van het bureau een bed staat. Zo ja, dan is dit het eerste beeld wanneer Leopold 's ochtends wakker wordt. Het verlengstuk van zijn geletterd hoofd. Niet elke dag is er tijd om te dichten. Doordeweeks moet hij vroeg de deur uit.
Op de hoek van de straat staat een klok; het uurwerk gevat in een dikke metalen sierrand, groen misschien of bruin. De tijd moet aan beide zijdes te zien zijn