of andermans ‘bewustwording’ (in zijn gedichten vaak ‘het licht’) zouden bijdragen. Een zinsnede van de door hem bewonderde dichter William Carlos Williams, ‘zorgen dat het licht vooruitkomt’, kwam hem nooit lang uit de gedachte.
In ieder geval beschouwde hij zichzelf niet als nihilist, en zei hij ‘toch wel’ in God te geloven. Hij haalde graag de uitspraak van Rilke aan, dat wij God nergens tegenkwamen juist omdat wij en hij dezelfde kant uit gericht waren, en ook de notie van Max Scheler dat wij geen ‘knechten’ maar ‘vrienden en medestrijders’ van God moesten zijn.
Het alledaagse kon hem niet boeien. Motieven interesseerden hem; de concrete uitwerking ervan vond hij banaal en tijdverspillend - vandaar zijn opvallende onverschilligheid tegenover roman en toneel. Van meet af waren het gedichten, liefst met een beschouwelijke dimensie, die hij graag las en zelf schreef.
Van iemand als Haft, die zo slecht tegen geleuter kon en ‘inhoudsloos gezellige’ situaties liefst vermeed, had men niet direct gedacht dat hij het dichten pas zinvol zou vinden als hij schreef in de taal van zijn dagelijkse omgeving - vanaf 1968 het Nederlands. Toch was het zo. (Wellicht speelde hier een tweede motivatie in mee: de mogelijkheid om gedichten te schrijven zonder de directe concurrentie met de aanbeden dichters uit zijn jeugd aan te gaan.) Zelfs de dichter die hij het mooist vond in zijn moedertaal - Wallace Stevens - maakte hij zich dubbel eigen (en misschien tegelijk iets minder heilig) door hem in het Nederlands te vertalen.
Zo goed als zijn poëzie in het Nederlands werd ontvangen, zo moeilijk bleek het voor hem om in Nederland een uitgever te vinden voor zijn sterk autobiografische verhalen en novellen. Mogelijk vonden de uitgevers daarin het narratieve te zeer ondergeschikt aan Hafts onuitroeibare neiging tot beschouwing. Hoe dan ook, 2009 werd in zijn leven als schrijver een keerpunt. Terwijl zijn verhalen door verschillende Nederlandse uitgevers juist werden afgewezen, bood een Chinese uitgever aan om één van zijn vroegere prozawerken, een zeer beschouwelijke studie van de dichter Bian Zhilin, in het Chinees uit te brengen. Het is niet bekend of deze ontwikkelingen een rol hebben gespeeld bij de beslissing die hij het jaar daarop nam, om Nederland te verlaten en permanent in Taiwan te gaan wonen. In ieder geval begon hij toen in het Chinees te schrijven.
Zeker vanaf 2008, het jaar waarin Haft verklaarde zich niet meer in enige vorm van het christelijke geloof te kunnen vinden, hield hij zich al bezig met middeleeuwse Chinese filosofie. Een sleutelbegrip dat hem daarin aansprak, was de ondeelbaarheid van de geest. Het idee dat de geest wel bestaat, maar niet vastzit aan dragende individuen bij wie hij in zou wonen, ligt waarschijnlijk ten grondslag aan één van zijn ongepubliceerde gedichten: