hem tot inkeer kunnen brengen en hem kunnen behoeden voor een groter wonder, dat aanstaande was.
‘Maar misschien was het ook maar beter zo’, om maar eens één van Peers zalvende uitspraken te citeren.
De innerlijke rust en de net niet slaapverwekkende wijze van communiceren van Peer Knieltjes bracht bijna elke bezoeker in een staat tussen waken en slapen. En het melkwitte licht, de engeltjes met de fladderende, nauwelijks verhullende gewaadjes, de bazuinende trompetjes, benadrukten de hemelse sferen in de zaak alleen nog maar meer. Het transcendente effect dat een bezoekje aan de winkel bij veel mensen teweegbracht, verzekerde de firma Knieltjes dan ook van een zich gestaag uitbreidende klantenkring. Behoeftige mensen, verlangend naar heil en heling, vonden hier al generaties lang hetgeen ze zochten.
De oude Knieltjes had hier, destijds, dan ook handig op ingespeeld door in ieder geval de bovenste klapraampjes te voorzien van de heilige Mammon in glas en lood gevat, in al zijn glorie, opdat het kleine kleurige lichtspel de behoeftigen al snel in hogere, ja zelf hemelse sferen bracht.
Mensen kwamen hier tot rust: zo ook hun handen die anders zo stevig op de knip gehouden werden. De handen werden zacht en warm, ontspanden zich en lieten zich verleiden door de gladde ronde vormen van het porselein. Alles was hier even mooi en genoeglijk.
Ja, inzicht en handelsgeest hadden die van Knieltjes wel, dat moest je ze nageven. Elke bezoeker was het er over eens: dit was een oase van gewijde rust in deze jachtige op geld beluste wereld.
De zaak van Knieltjes had daardoor zelfs een kalmerende uitwerking op het gehele centrum van dit authentiek ogende Nederlandse stadje. Men wist niet beter, daar diep in het donkere zuiden.
En deze gedweeë sfeer zou zich, te zijner tijd, als een olievlek over gans het land uitbreiden. Vanuit deze proeftuin, dit laatste bastion van eerbied en fatsoen, dit meest noordelijke bolwerkje van het Heilige Roomse Rijk zou de morele redding van de natie aanstaande zijn. Zij het niet dat...
Die ochtend gebeurde het, niemand wist hoe het kwam. Hoe het gebeurd was, hoe dit in godsnaam mogelijk was?
Maar daar, midden in de porseleinzaak, pontificaal op het middenpad geparkeerd, precies naast de grote Gristus stond een volwassen olifant, van Afrikaans model; die met die grote oren. Het dier had het niet meer en keek met grote bange ogen om zich heen en zijn staartje sidderde.
De olifant stond behoorlijk opgepropt met zijn schofthoogte van drie meter, dat valt te begrijpen.