| |
| |
| |
[September 2008 - jaargang 52 - nummer 424]
J.J. Voskuil
Mensenkinderen
Eerste bedrijf
Een nonchalant ingerichte kamer. Lage tafel, fauteuils, bank, boekenkasten, een buffet, bureau, telefoon, televisie, leeslamp tussen de fauteuils, boeken en kranten op de tafel en op de grond. Een man en een vrouw. De man leest de krant, de vrouw een boek. Het is avond, een uur of negen. Op de tafel staan lege koffiekoppen.
(verscholen achter zijn krant):
Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau vindt nog maar 13 procent een goed huwelijk het belangrijkste wat er is.
(langzaam opkijkend uit haar boek):
Wie zegt dat?
Het Sociaal Cultureel Planbureau.
(haalt haar schouders op):
Wat weten die daar nou van af?
Die hebben daar onderzoek naar gedaan.
Hebben ze niets beters te doen?
In 1966 was dat nog 36 procent.
Ik vind dat schokkend. Of schokkend... schokkend is het woord niet. Opmerkelijk!
Ik zie niet wat daar voor opmerkelijks aan is.
(laat zijn krant zakken en kijkt naar haar):
Het is op zijn minst een culturele revolutie!
Ik dacht anders dat jij ook vond dat dat allemaal kletspraatjes zijn, die praatjes over goeie huwelijken.
(ongeduldig):
Het gaat er niet om of er veel of weinig goeie huwelijken zijn, maar hoeveel mensen het belangrijk vinden.
Noem dan eens iemand die een goed huwelijk heeft? Hebben Kees en Hesther soms een goed huwelijk? Of Alex en Kiki? Of Gerard en Toosje? Of je ouders? Hadden je ouders een goed huwelijk?
| |
| |
Ik weet niet of mijn ouders een goed huwelijk hadden. Daar gaat het ook niet om.
Míjn ouders! Die hadden een goed huwelijk! Maar dat zijn dan ook de enigen!
Het is mogelijk. (Hij neemt de krant weer op.)
Waarom vind je het dan ineens zo belangrijk hoeveel mensen een goed huwelijk belangrijk vinden?
Ik vind het niet belangrijk.
Schokkend zei je zelfs. Je vond het schokkend!
Waarom vond je het dan ineens zo opmerkelijk?
(luider):
Waarom vond je het dan ineens zo opmerkelijk?
(onwillig, half binnensmonds half ironisch):
Omdat het de hoeksteen is van onze beschaving.
(verontwaardigd):
De hoeksteen van onze beschaving? Dat ga je toch niet beweren? Je gaat hier toch geen christelijke praatjes houden? De hoeksteen van onze beschaving! Laat me niet lachen! Zo zout heb ik het nog nooit gegeten! De hoeksteen van onze beschaving! Hear! Hear!
Dat meende je toch niet, hoop ik? Dat het de hoeksteen van onze beschaving is?
Natuurlijk meende ik dat.
Wat is er ineens met je gebeurd? Het lijkt wel of je gek geworden bent!
Er is niets met me gebeurd.
Waarom zeg je dan zoiets idioots? De hoeksteen van onze beschaving! Ik weet niet wat ik hoor!
(heftiger, belerend, ook iets pesterigs):
Zonder het huwelijk zouden we een totaal andere beschaving hebben gehad. Ik zeg niet dat ik dat erg zou vinden! Ik stel het alleen maar vast! Als de Kerk er in de Middeleeuwen het huwelijk niet had doorgedrukt en iedereen die zich aan een vrouw vergreep zonder getrouwd te zijn, met hel en verdoemenis had bedreigd, dan leefden we nu in een maatschappij waarin de vrouwen zich te pletter werkten en de mannen op hun krent in de zon zaten te wachten tot ze er weer een konden versieren!
(verontwaardigd):
Dus de feministen hebben ongelijk?
Natuurlijk hebben de feministen ongelijk. Als er iemand ongelijk heeft dan zijn het de feministen!
| |
| |
Dus de vrouwen zijn niet eeuwenlang door de mannen onderdrukt?
Natuurlijk zijn de vrouwen niet onderdrukt! Ze hebben eeuwenlang geleefd als een luis op een zeer hoofd! Geen werk, altijd thuis, geen verplichtingen, alleen een beetje voor de kinderen zorgen, met de buurvrouw koffie drinken, in de zon zitten, wat wil je nog meer!
Omdat je er nog nooit over hebt nagedacht. Je hebt je door die stomme feministen een oor laten aannaaien. Niet de vrouwen zijn onderdrukt, maar de mannen! Wat zeg ik: onderdrukt? Geterroriseerd!
Een oor laten aannaaien? Ik me een oor laten aannaaien? Wat is er met jou aan de hand? Is er soms iets gebeurd vandaag? Heb je moeilijkheden gehad op je werk?
(onderdrukt):
Ik heb geen moeilijkheden gehad.
Je hebt anders een gezicht als een oorworm.
Wou je dat praten noemen?
Waarom wil je ineens niet meer praten?
(haalt zijn schouders op).
En toch heb ik de indruk dat er iets is. Gek, hè?
Kun je me niet gewoon vertellen wat er gebeurd is?
(met nadruk):
Er is niets gebeurd!
Waarom wil je dan niet praten?
Omdat je met jou niet praten kunt.
Nou wordt ie helemaal mooi! Waarom kun je met mij niet praten?
Omdat je dan binnen de kortste keren ruzie hebt.
Ruzie? Ik weet niet wat ik hoor! Noem je dat ruzie?
En wie maakt er dan ruzie? Je wilt toch niet beweren dat ik ruzie maak als ik het een keer niet met je eens ben? Dat wil je toch niet beweren? Of mag de vrouw soms niet met de man van mening verschillen? Is de man soms de baas en moet de vrouw op haar knieën liggen van bewondering als hij zijn mond opendoet? Zit het zo soms? Wordt de klok hier soms vijftig jaar teruggezet, net als bij je ouders? Zit dat je soms dwars, dat ik niet op alles meteen ja en amen zeg? Wie maakt er hier eigenlijk ruzie? Dat zou ik wel eens willen weten.
| |
| |
O nee? Nou, ik ook niet! Als je dat maar weet! Ik mag er toch zeker wel een andere mening op nahouden als jij zulke stommiteiten uitkraamt? Ruzie! Ik weet niet wat ik hoor!
Waarom zeg je dat dan als je het zelf ook geen ruzie vindt?
Dus als iets op ruzie lijkt, dan zeg jij dat het ruzie ís!
Laten we het daar maar op houden.
Terwijl ik het juist zo leuk vind om te praten!
Niet te merken? Ik ben dolblij als je eindelijk eens je mond open doet! Je moest eens weten hoe deprimerend het is om naast een man te leven die nooit een woord zegt! Die altijd maar met zijn werk bezig is! En als hij niet met zijn werk bezig is, dan zit hij te lezen, of hij is met zijn gedachten ergens anders, god mag weten waar, maar niet bij mij!
Daar ben ik me niet van bewust.
O nee? Nou dan hoor je dat eens! Dan wordt het tijd dat je je daar eens wel bewust van wordt! Je bent niet alleen op de wereld, al verbeeld je je dat misschien. Net je vader. Die zei ook nooit een stom woord! Je moeder moest het eruit trekken en dan zei hij nog alleen maar ja of nee. Maar zo zijn we niet getrouwd! Dan had je een ander moeten nemen!
Dan wordt het tijd dat je het ook nog eens tot je laat doordringen, want ik heb niet de indruk dat je er ook naar handelt!
(legt zijn krant opzij en staat op.):
Wil jij nog wat drinken?
(onwillig):
Wat wou je drinken?
Een cognac! (Hij loopt naar de hoek van de kamer waar een aantal flessen met sterke drank klaar staan.)
Of heb jij liever een borrel?
Dat kan me niet schelen. Cognac is ook goed.
Van borrels word ik altijd zo wakker en dan kan ik niet inslapen.
Van cognac ook. (Hij komt met de fles cognac terug en zet die op de lage tafel.)
Neem dan vruchtensap. Of thee. Zet dan een kop thee.
| |
| |
Nee, ik heb meer trek in cognac. (Hij wendt zich af naar het buffet.)
En je zegt zelf dat je er niet van kunt inslapen.
Het gaat om het tempo waarmee je het drinkt. Als je het langzaam drinkt, kun je wel inslapen. (Hij haalt twee cognacglazen uit de kast en brengt die mee naar de tafel.)
En waarom wou je dan eerst een borrel?
Dat maakt me niet uit. Cognac is beter.
Vroeger dronken we anders altijd een borrel voor we naar bed gingen.
(schenkt de glazen voorzichtig in):
Vroeger is vroeger.
(reikt haar haar glas aan):
Ik denk omdat cognac toen niet te betalen was.
Dus we zijn patsers geworden!
Bovendien drinken we nu ook al borrels voor het eten.
(Hij gaat met zijn glas in zijn hand weer zitten.)
(ongerust):
Dat zal toch niet slecht zijn?
Natuurlijk niet. Waarom zou dat slecht zijn?
Omdat ze wel eens zeggen dat je niet meer dan twee borrels per dag mag drinken.
Als je maar niet tegen je zin drinkt.
Wij zijn toch geen alcoholisten?
Ik maak me er toch wel eens ongerust over.
(beginnende verontwaardiging):
Kletspraat?
(haastig):
Niet van jou, maar van die dokters.
En toch maak ik me wel eens ongerust.
(reageert niet, hij drinkt langzaam uit zijn glas en kijkt met een schuin oog in zijn krant).
Een tijdlang is het stil. De klok tikt en slaat eenmaal. Half tien.
Kun je me toch niet nog eens uitleggen waarom je het ineens zo belangrijk vindt dat de mensen een goed huwelijk willen?
(onwillig):
Moet dat nou? Dat is toch totaal onbelangrijk?
Maar daarnet vond je het wel belangrijk, zei je.
Niet belangrijk! Opmerkelijk!
| |
| |
Opmerkelijk dat ze géén goed huwelijk meer willen.
Ik heb er niet zoveel zin in.
Maar als ik het nou leuk vind? Je kunt het toch wel voor mij doen?
Ik zie echt niet wat daar voor leuks aan is.
Omdat ik het leuk vind om te praten. Je praat zo weinig. We zeggen bijna nooit meer wat tegen elkaar.
(kijkt onwillig voor zich uit. Als hij begint te praten is dat met tegenzin, zonder haar aan te kijken):
Omdat een man als hij een vrouw in bed heeft gekregen heel gauw op haar is uitgekeken en overstapt op een ander. Als je daar niets op verzint, draait de vrouw op voor het onderhoud van de kinderen. Het huwelijk was een geniaal idee, van de vrouwen dan, en van de Kerk natuurlijk, die met de brokken zat.
(verontwaardigd):
Je gaat me toch niet vertellen dat je meteen op mij was uitgekeken?
(gelaten):
Zie je wel dat je met jou niet kunt praten?
Dát ga je me toch niet vertellen?
We hebben het niet over jou en mij, we hebben het over de biologische man, zoals je het over een hond hebt.
Ik weet niet wat ik hoor! Op mij uitgekeken! Met andere vrouwen naar bed!
Je maakt het weer meteen persoonlijk. Het gaat er niet om of ik met een andere vrouw naar bed wil, het gaat erom dat ik dat niet doe, omdat ik be-schaafd ben! Letterlijk be-schaafd. Omdat ze eeuwenlang met een schaaf over mijn ziel zijn gegaan! Geniaal! En dat geven ze plotseling in één of twee generaties prijs! Onbegrijpelijk! Krankzinnig! Stom!
Dus daarom keek je zo naar die vrouw! Je wou ermee naar bed!
(niet begrijpend):
Ik weet niet over welke vrouw je het hebt.
Toen we van de week naar Alex en Kiki gingen. Die vrouw die met haar billen zwaaide. Je keek haar nog na toen ze uitstapte!
Ik kan het me niet herinneren.
Maar ik wel! Het was gewoon een hoer!
Dat zal wel als ze met haar billen zwaaide.
Ik ben er toch niet ingetrapt?
Maar je keek haar wel na! Smeerlap!
| |
| |
Waarom keek je haar anders na?
Ik denk omdat ze met haar billen zwaaide, maar ik kan het me echt niet herinneren.
Verschil tussen mannen en vrouwen maken, hè? De mannen mogen alles en de vrouwen mogen niks! Maar zo zijn we niet getrouwd! Die tijd hebben we gehad! Het is niet de man die onderdrukt is, maar de vrouw! De vrouw kon thuis blijven! Thuis bij het aanrecht en thuis bij de wieg! Herinner je je dat gedichtje nog, dat je zo mooi vond? Vrouwen zijn te dom, hè? Met vrouwen kun je niet praten! Je praat liever met andere mannen en dan naar vrouwen kijken die met hun billen zwaaien! Daar zijn ze wel goed voor! Om met hun billen te zwaaien!
Ik draaf helemaal niet door! Ik vertel toevallig eens de waarheid! En die wil je liever niet horen! Zo zit dat!
(De telefoon gaat.)
Nou? En? Moet ik hem soms aannemen?
Jij kunt hem toch ook wel eens aannemen? Ik doe het de hele dag al.
Ik denk er niet over. Ik ben je dienstmeid niet! Dat zou je wel willen!
(staat zuchtend op en loopt naar de telefoon in de hoek van de kamer):
Met Wortelboer... (Hij kwakt de hoorn weer op het toestel en loopt terug naar zijn stoel.)
Van mij mogen ze dit soort mannen meteen doodschieten.
Het moet toch niet moeilijk zijn om iets uit te vinden waardoor je hem een optater kunt geven. Het is toch een lijnverbinding?
Wind je niet zo op! Die man heeft je toch niks gedaan?
Ik hem ook niet, maar ik moet wel zijn gore praatjes aanhoren. (Schenkt zichzelf nog eens in en zakt terug.)
Zou je mij ook niet inschenken als je jezelf inschenkt? Of besta ik soms niet meer?
Ik dacht dat je bang was dat het slecht voor je is.
(Hij komt weer overeind en schenkt haar ook in.)
Jij neemt er toch ook nog een? Is het voor jou dan niet slecht?
| |
| |
Ik dénk niet dat het slecht voor me is.
Dan denk ik het ook niet.
(zwijgt).
(Het is enige tijd stil. De man kijkt broeierig voor zich uit, onderuitgezakt in zijn stoel. Het glas in zijn hand.)
Je moet me toch eens vertellen waarom je altijd zo op de feministen zit af te geven.
Ik wil overal over praten, maar niet over de feministen.
En als ík daar nou over praten wil?
(haalt zijn schouders op).
(haar stem verheffend):
En als ik er nou over praten wil?
(met tegenzin):
Ik ben me niet bewust dat ik zo vaak op de feministen zit af te geven.
Ach kom! Je doet niet anders! Je laat geen gelegenheid voorbijgaan! Dan hebben ze dit gedaan, dan weer dat. Je moet wel ontzettend de pest aan ze hebben.
Volgens mij benjij erover begonnen.
Ik begonnen? Hoe kom je erbij? Waarom zou ik over de feministen beginnen? Ík heb niet de pest aan ze!
Ik laat me toch echt niet aanpraten dat ik erover begonnen ben! Maak het nou een beetje, zeg! Alsof ík over de feministen zou beginnen! Je moet de boel niet omdraaien alsjeblieft! Stel je voor! Ik over de feministen beginnen!
(probeert zich te herinneren hoe ze erop gekomen zijn).
Krijg ik geen antwoord meer?
Ik probeer me te herinneren hoe we erop gekomen zijn.
Wat kan je dat nou schelen? Ik vraag je wat. Dan kun je toch wel gewoon antwoord geven. Altijd dat uitgezoek wie er nou wel of niet begonnen is.
(langzaam opkijkend):
Ik heb gewoon de pest aan die agressiviteit.
Daar zullen ze dan wel hun redenen voor hebben.
Dat zal wel, maar ik moet het niet.
Dus jij hebt de pest als vrouwen voor hun mening opkomen! Ze moeten ja en amen zeggen, anders wordt de meester boos.
Het gaat om de manier waarop.
De manier waarop? Hoe moet je je dan verdedigen als je in een hoek gedrukt wordt?
| |
| |
En ik heb de pest aan mensen die zich tekort gedaan voelen.
Jij hebt liever vrouwen die met hun billen zwaaien.
(sarcastisch):
Als dat de keus is...
Dat meen je toch niet, hoop ik? Je meent toch niet dat je liever vrouwen hebt die met hun billen zwaaien?
(haalt zijn schouders op).
Liever vrouwen die met hun billen zwaaien! Ik weet niet wat ik hoor!
Zullen we nou eens uitscheiden met die flauwekul?
Ik wíl geen man die naar vrouwen kijkt die met hun billen zwaaien!
Dan had je met een homo moeten trouwen. Die kijken gegarandeerd niet naar vrouwen die met hun billen zwaaien.
Wat krijgen we nou? Nog afgeven op de homo's ook?
Zou je nou niet eens één keer proberen om dergelijke zaken gewoon van uit een biologisch perspectief te bekijken?
Met biologie heb ik niks te maken! Dat zou wel heel gemakkelijk zijn!
Laten we het dan niet over mensen maar over honden hebben.
Honden zijn lief! Honden zwaaien niet met hun billen!
Nee, die doen hun staart omhoog.
Mij ook niet, en daar gaat het nu juist om.
En dan ook nog op de homo's afgeven! Maar ik weet wel waar die homohaat vandaan komt!
(fel):
Van je moeder! Die griezelde van homo's! Omdat ze haar het hof niet maakten! Ontken het maar niet!
Waarom zou ik dat ontkennen?
En waarom heb je haar dan geen klap in haar gezicht gegeven toen ze dat zei? Waarom heb je haar niet op haar nummer gezet?
Omdat je het met haar eens was! Omdat je niet durfde! Lafaard!
(schrikt even):
Wat ga je doen?
Zo is het wel genoeg geweest. (Hij wendt zich af en loopt de kamer uit.)
(luistert wat hij doet terwijl ze zenuwachtig aan de krant krabbelt).
(komt terug met zijn jas aan).
| |
| |
Je gaat er toch niet nog uit?
Ik ben het zat! Dat verdómde geschreeuw altijd!
Dat weet ik niet! Eruit! (Hij loopt naar de deur. Op dat ogenblik gaat de telefoon.)
(op de telefoon toelopend):
Daar is die verdomde klootzak alweer! (Neemt de hoorn op en schreeuwt):
Meneer! De telefooncentrale heeft opdracht mijn nummer te bewaken! Als u mij nog eenmaal belt, dien ik een klacht in bij de politie! (Hij zwijgt abrupt en zegt dan plotseling rustig): Dag Kees... Nee, dat was niet voor jou bedoeld, meer een generale repetitie... Nou, wel een grapjas... Een man die opbelt en vraagt of mijn dochter thuis is... Nee, dat maakt het natuurlijk helemaal schrijnend.... Maar daar bel je niet voor.... Nu nog? (Hij kijkt op zijn horloge.)
Ik wil nu geen bezoek meer hebben, hoor!
(wuift haar weg):
We stonden op het punt om naar bed te gaan.... (lacht vermoeid.) Nee, gewoon naar bed.... Je bent in vorm vanavond. Ik bedoel dus ieder afzonderlijk naar ons eigen bed.... Juist!... Even vragen. (Hij draait zich om, zijn hand op de microfoon leggend): Kunnen Kees en Hesther morgenavond op bezoek komen?
Dat afschuwelijke mens? Moet dat nou?
(zich weer van haar afwendend):
Ja, dat kan. Heel leuk! Klaartje verheugt zich erop zegt ze.... Gewone tijd?... Uitstekend!... Nee, ik verheug me er natuurlijk ook op.... (Hij lacht opnieuw enigszins vermoeid.) Denk om mijn klooffie zei mijn oom dan.... Nee, geen echte oom, een aangewaaide.... Ja, ja....Tot morgen! (Hij legt de hoorn neer en draait zich om.) Volgens mij was hij zat. (Gaat met zijn jas aan op de punt van zijn stoel zitten.)
Hoe kun je nou zeggen dat ik me erop verheug? Ik heb helemaal geen zin om dat rotmens te ontvangen. Die komt hier toch maar alleen om met jou te flirten.
Kees is een van mijn oudste vrienden.
Maar waarom trouwt hij dan met zo'n afschuwelijk mens?
Misschien kunnen we het daar morgen over hebben? (Hij trekt zijn jas weer uit en laat hem over de leuning van zijn stoel zakken.)
Ik dacht dat je er nog uit wou?
| |
| |
Eigenlijk zou je twee huizen moeten hebben.
Goed idee. Net als de vader van Ackerley. (Schenkt zichzelf nog eens in.)
Zou je dat nou wel doen? Morgen heb je hoofdpijn.
Het kan me allemaal geen mieter meer schelen.
Dan kan het mij ook niet schelen. (Schenkt zichzelf ook in.)
(Het is enige tijd stil. Ze drinken allebei uit hun glazen.)
(meer voor zichzelf):
Ik heb wel te doen met zo'n Kees.
Wat is er nou van zo'n leven terechtgekomen. De beste van de klas, als je gymnastiek niet meetelde dan, cum laude geslaagd. En nou? Over twintig jaar weet geen hond meer wie dat geweest is. Behalve ik dan. Als ik nog leef tenminste.
Maar ja, dat geldt voor iedereen natuurlijk - bijna iedereen.
Dan had hij maar niet met zo'n Hesther moeten trouwen.
Ach, dat maakt niet zoveel uit.
Natuurlijk maakt dat wat uit. Als je zo'n vrouw hebt, dan kan er toch nooit iets fatsoenlijks van je worden?
Het had van mij ook niet fatsoenlijk hoeven zijn.
Je begrijpt best wat ik bedoel!
Of begrijp jij het soms wel?
(iets luider, alsof hij doof is):
Waarom hij met zo'n Hesther getrouwd is?
Ik denk dat ze op zijn moeder lijkt.
(verontwaardigd):
Op zijn moeder lijkt?
Dat was net zoiets. God hebbe haar ziel.
Je gaat me toch niet vertellen dat mannen trouwen met een vrouw die op hun moeder lijkt? Zo stom denk je toch niet?
Sommige mannen. Zachte mannen vooral.
(dreigend):
Lijk ik dan soms ook op je moeder?
(kijkt haar langzaam aan, onderzoekend, een beetje pesterig):
Dat kan ik me voorstellen.
Dat meen je toch niet, hoop ik? Ik heb toch niets gemeen met je moeder?
| |
| |
Nee, dat zou ik toch ook zeggen.
Meer de vorm van je gezicht.
(opnieuw verontwaardigd):
De vorm van mijn gezicht?
Dat is natuurlijk het eerste wat zo'n jongetje ziet. Behalve haar borst dan, maar daar kun je beter niet aan denken.
Je wilt toch niet beweren dat ik net zo'n gezicht heb als je moeder? Zo beledigend gaan we toch niet worden?
Het is niet bedoeld als belediging. Het ontroert me.
Hebben Bertie en Hansje dan ook zo'n gezicht? Want als jij een vrouw hebt gekozen die op je moeder lijkt, dan hebben je broers dat ook!
Ik kan me voorstellen dat mijn broers daar ook mijn moeder in gezien hebben.
Maar ik lijk toch in niets op Bertie en Hansje?
Maar in de vorm van de gezichten zit een duidelijke overeenkomst. Althans... ik zie die overeenkomst.
Nou, ik zie hem niet! Ik zie er niets van! En ik wíl hem ook niet zien!
Dan is er geen overeenkomst natuurlijk.
Op je moederlijken! Zo'n beledigende opmerking heb je geloof ik nog nooit gemaakt!
Dan trek ik hem in. Het ging trouwens ook niet over jou. Het ging over Hesther. Volgens mij heeft Kees in Hesther zijn moeder gezien.
En ze is sexy natuurlijk. Dat was zijn moeder niet, tenminste, ik heb het er nooit in gezien.
(met stijgende verontwaardiging):
Dus jij vindt Hesther sexy? Zo'n hoer?
(onschuldig):
Hoeren kunnen toch wel sexy zijn?
Ik weet niet wat ik hoor! Hesther sexy!
(nadenkend):
Misschien is dat trouwens wel de belangrijkste reden dat Kees met haar getrouwd is. Iemand die zo geremd is. Daar zouden we het eigenlijk eens over moeten hebben.
Maar niet als ik erbij ben! Stel je voor dat jij tegen zo'n hoer gaat zeggen dat ze sexy is! Dan kun je meteen wel met haar naar bed gaan!
Dat zal ik dus niet doen.
(Er valt een stilte.)
(ontwakend uit zijn gedachten):
Maar daar ging het niet over. Het ging
| |
| |
erover waarom iemand met de intelligentie van Kees in de maatschappij geen poot aan de grond krijgt. Waarom maken ze zo'n man geen minister, of hoogleraar voor mijn part.
(smalend):
Alsof dat zo belangrijk is.
Dat is het ook niet, maar als het mannen waren met het formaat van Kees dan was het dat wel.
Ach wat. Kees kan toch nooit een beslissing nemen? Hesther beslist toch alles?
Ik zie Kees al als minister! Om je rot te lachen!
Ja, gelachen zou er zeker worden. (Hij glimlacht.)
(Een stilte.)
Wou je eigenlijk niet eens naar bed gaan?
Ja, we moeten eens naar bed. (Blijft zitten, het glas in zijn hand wiegend, onderuitgezakt. Geeuwt.)
(maakt evenmin aanstalten):
Waarom doe je dat dan niet?
Kun je dat ook niet in je bed doen?
Nee, in mijn bed moet ik slapen.
Ik dacht anders dat je dat nou juist niet kon als je in je bed lag.
Als je mij dan maar niet weer wakker maakt.
Want als jij niet slaapt dan houd je een ander ook wakker.
(lacht):
Herinner je je nog die man en vrouw in Delft?
Die vrouw die zich midden in de nacht bij het politiebureau meldde, omdat haar man haar het huis had uitgezet?
Nee, dat herinner ik me niet.
Die man verdroeg niet dat zij zo goed sliep. (Lacht.)
(zuinig):
Niet zo'n aardige man dus.
Wil jij mij er soms ook wel eens uitzetten als je niet slapen kunt?
(denkt na, schudt dan langzaam zijn hoofd):
Nee. Maar nu ik er over nadenk zou het best kunnen dat ik daarom zo lig te woelen.
Dat meen je toch niet? Je maakt me toch niet expres wakker?
Want dat zou ik een rotstreek vinden.
| |
| |
(staat lui op):
Zullen we dan maar eens gaan slapen?
(staat ook op en zet de koffiekopjes in elkaar):
Neem jij dan ook wat mee?
(pakt de glazen. Terwijl hij naar de deur loopt, gaat de telefoon).
Ik neem niet meer op. (Hij loopt door.)
Dan bellen ze nog maar eens.
En als er nou iets met je moeder is?
(aarzelt, maar vermant zich):
Dan blijven ze wel bellen. (Hij loopt de kamer uit.)
(De telefoon rinkelt door.)
(roept hem achterna, terwijl ze de kopjes terugzet op de tafel):
Ze blijven bellen!
(vanuit de coulissen roepend):
Ik neem hem niet aan!
(aarzelt, maar als de telefoon blijft bellen loopt ze ernaartoe. De man komt langzaam terug en kijkt terwijl ze van hem afgewend de hoorn opneemt):
Met Klaartje Wortelboer. (Ze luistert even en gooit de hoorn dan met een klap terug op het toestel.)
(onthutst):
Die man. (Ze blijft verwezen staan.)
(kijkt naar hem):
Ik ben bang.
Bang? Waarom ben je bang?
Ik weet het niet. Ik ben bang.
(loopt op haar toe en legt zijn arm om haar heen):
Je hoeft toch niet bang te zijn?
(willoos):
En toch ben ik bang.
| |
Tweede bedrijf
De tv staat aan, halverwege het nieuws. Dezelfde kamer, leeg. Vanuit de coulissen komen stemmen.
Zoenen wij elkaar eigenlijk?
Klaartje wil niet gezoend worden.
| |
| |
(verlegen lachend):
Hindert niet hoor.
Maar wij zoenen elkaar wel, hè Karel?
(Kees en Klaartje komen achter de coulissen vandaan. Kees draagt een jasje en heeft een stropdas om.)
Ik kan het niet meer bijhouden wie ik wel en niet moet zoenen, maar ik vind het een afschuwelijke gewoonte.
(Hesther en Karel komen ook te voorschijn. Hesther draagt een opvallend korte rok en een gewaagde blouse.)
En ik vind dat nou juist een van de leuke dingen van deze tijd. (Ze kijkt om.) Jij toch zeker ook, Karel?
(ironisch):
Ik geniet er elke keer weer van.
Nee hoor. Ik hoef het alleen nog maar in te schenken.
(Karel zet de tv uit. Kees en Hesther zetten zich op de bank.)
Wat een heerlijke bank is dit toch, Karel. (Ze slaat haar benen over elkaar.) Daar zou ik best nog iets anders op willen doen.
Ik wil Klaartje wel even gaan helpen.
Dan nog maar even wachten.
Hè toe, waarom nou wachten?
(tegen Kees):
Is ze altijd zo heetgebakerd?
Ik las van de week in de krant dat ze bij toeval een middel hebben gevonden dat bij vrouwen de sexualiteit stimuleert.
O, maar dat heeft Hesthertje niet nodig.
(lacht uitbundig waarbij ze haar benen weer spreidt):
Dat kunnen ze beter aan Kees geven.
(glimlachend):
Bij vrouwen!
(uitgelaten):
Nou, wie weet!
Hesthertje! Denk er nou om dat we vanavond bij beschaafde mensen zijn.
(lacht en kijkt lachend naar Klaartje, die met een blad met koffie en gemberbrood de kamer inkomt).
Ik heb er een plak gemberbrood bijgedaan. Ik hoop dat jullie daarvan houden?
| |
| |
Wat een beeldig blousje heb je aan, Klaartje. Waar heb je dat gekocht?
(afwerend):
Gewoon in de Bijenkorf, hoor. (Ze deelt de koffie en het gemberbrood rond.)
Klaartje koopt alles bij de Bijenkorf.
Hesthertje bij Max Heymans.
Ach wat, daar ben je toch veel te krenterig voor!
We hadden het er van de week over dat jullie het meest harmonische echtpaar zijn dat we kennen, hè Kees?
Onvoorstelbaar dat jullie ooit ruzie hebben.
(verlegen lachend):
O ja?
Maken jullie dan wel ruzie?
(schudt langzaam zijn hoofd tegen Karel, zijn lippen vooruitduwend).
En niet zomaar ruzie! Echt ruzie!
(onaandoenlijk):
Over niets.
Hesthertje dramatiseert graag een beetje.
(gooit lachend haar benen over elkaar).
Heb je gelezen dat het ik-tijdperk zijn langste tijd gehad heeft?
Ik lees eigenlijk geen kranten meer.
De betekenis van familiebanden, burenhulp en vrienden neemt weer toe, beweren ze.
Dan zitten we hier wel goed.
Hoelang kennen jullie elkaar eigenlijk?
Kees en ik? (Hij kijkt naar Kees.) Drieënveertig jaar.
Langer dan Klaartje en ik elkaar kennen in ieder geval.
Nee, daar kunnen wij niet aan tippen.
Kees is altijd een laatbloeier geweest. Dat was hij op school ook al.
| |
| |
(venijnig):
Ik dacht meer een droogbloeier.
(onverstoorbaar):
Hardlopers zijn doodlopers.
Wat heb jij indertijd eigenlijk in Hesther gezien? Daar hadden wij het gisteren over.
Ik was gewoon je laatste kans!
Dat begrijp ik, maar je zult toch ook wel iets in haar gezien hebben?
Ik kan het me echt niet herinneren.
(tegen Klaartje):
Nou hoor je eens wat ik met die man heb uit te staan.
We kwamen tot de conclusie dat ze op je moeder lijkt.
(verontwaardigd):
Dat kwam jij! Ik niet!
Ik op Kees' moeder? Alsjeblieft niet!
(tegen Karel):
Zie je wel!
(langzaam zijn hoofd schuddend):
Nee, ik geloof niet dat Hesther op mijn moeder lijkt.
(tegen Karel):
Zie je wel! Precies wat ik ook al zei! Dat is gewoon iets van jou.
Lijkt Klaartje dan op jouw moeder?
(met nadruk):
Ik lijk in niets op Karels moeder!
(hoofdschuddend):
Het is me allemaal te ingewikkeld hoor. Ik denk dat ik daarvoor te weinig fantasie heb.
(staat op):
Willen jullie nog een kop koffie?
(gaat met de kopjes de kamer uit).
(Er is een stilte. Hesther maakt het zich wat gemakkelijker.)
(reikt naar een boek dat op tafel ligt, bladert er wat in, kijkt naar Karel):
Lees je dat?
(knikt ironisch bewonderend en schuift het weer terug):
Knap.
Waar zijn jullie met vakantie geweest, Karel?
(ongelovig):
Op de Veluwe?
| |
| |
Het was zo'n beetje de laatste kans.
Volgens een recent onderzoek is één derde van de bossen verdroogd, dus over een paar jaar is er geen Veluwe meer.
Dan zullen er toch nog wel zandverstuivingen zijn, of zoiets?
Ja, maar dan is het geen Veluwe meer.
O, zo! Ja, als je het zo bekijkt, dan heb je gelijk.
Maar daar is toch zeker niks aan, aan de Veluwe?
Dat moet je niet zeggen. We zijn trouwens ook nog de IJssel overgestoken.
(komt de kamer weer in met het blad).
Ik had zelfs nog even de grens over gewild, maar Klaartje vindt dat te griezelig.
(verontwaardigd):
Dat vind ik helemaal niet te griezelig! Hoe kom je daarbij?
Ik geloof dat ik in ieder geval wel even om een grenspaal was gereden.
(lachend):
Hebben we gedaan.
Jullie hebben toch wel versnellingen op je fiets?
(bedenkelijk):
Nou, de Veluwe, dat kan behoorlijk heuvelachtig zijn.
(knikt):
Kan ik me voorstellen.
Hij kletst maar wat hoor!
Natuurlijk! Dat heb ik allang in de gaten.
Waar zijn jullie geweest?
(naar Hesther kijkend):
Waar zijn wij ook alweer geweest?
Naar de Canarische eilanden.
Hesther had in de Avenue of zo'n soort blad gelezen dat daar zulke mooie mannen zijn.
Volgend jaar gaan we naar Ghana, hè Keesje? Daar hebben ze heel lange, naakte negers.
| |
| |
Die zullen van de zending toch wel broekjes hebben gekregen?
Maar heel klein en heel krap. Daar gaan er meer van uit een meter.
Kunnen we het ook nog ergens anders over hebben?
(bedachtzaam):
Klaartje heeft gelijk. We zakken af. Ander onderwerp.
(Het is een ogenblik stil.)
(tot Kees):
Denk jij nou ook dat onze beschaving naar de bliksem gaat?
Daar vraag je me wat. Ik vrees dat er niets aan te doen is.
(grijnzend):
Ik ook, eerlijk gezegd.
Daar hoef je niet eerlijk voor te zijn. Dat is zelfs aan een kind duidelijk te maken.
(Ze grijnzen.)
(tegen Klaartje):
Wat doe jij nou zo'n hele dag.
Niks bijzonders. (Ze lacht zenuwachtig.)
Als ik met zo'n man als Karel getrouwd was, zou ik overdag ook niets meer doen, geloof ik.
(argeloos):
Hoe bedoel je?
Ik moet morgen naar Groningen.
En nou wil je weten waar dat ligt.
Je moet ze dat verhaal over Van Ballegooien vertellen, Keesje. Dat vind ik zo'n prachtig verhaal.
(bedachtzaam):
Ja, dat is wel een mooi verhaal.
Wie of wat is Van Ballegooien?
Wat ik nu ga vertellen is strikt vertrouwelijk.
Dat geldt zelfs voor jullie beste vrienden.
Voor de een na beste dan.
We zullen er met niemand over praten.
Vertel nou maar. Op deze manier maak je ze alleen maar nieuwsgieriger.
| |
| |
(lachend):
Dat is de bedoeling natuurlijk.
Ja, maar dan valt het straks nog tegen ook.
(Er valt een stilte. Kees kijkt nadenkend voor zich.)
(langzaam beginnend):
Van Ballegooien dus moest voor een bespreking naar Kopenhagen.
Dat is nog wat anders dan Groningen.
Hij neemt de nachttrein. Slaapcoupé natuurlijk. En begeeft zich voor het slapen gaan voor een afzakkertje naar de restauratiewagen. Kun je het tot zo ver volgen?
Wat de gesprekken met jou zo stimulerend maakt, is dat je aan twee woorden genoeg hebt.
Laat die complimenten nou maar even, dat komt straks wel.
Er waren op dat uur meer mensen in de restauratiewagen, waaronder een jonge vrouw, een aantrekkelijke verschijning bovendien, en omdat Van Ballegooien daar niet ongevoelig voor is, vroeg hij of hij bij haar mocht aanschuiven.
Heb ik het al eens verteld?
Nee, nee, ga door asjeblieft.
Dat mocht dus inderdaad. Je verrast me toch elke keer opnieuw, zo snel als jij deze dingen begrijpt. Dat geeft te denken.
(tegen Klaartje):
Kun jij het ook nog volgen?
(nadenkend):
Nu ben ik even de draad kwijt. Waar was ik?
Van Ballegooien schoof aan.
Juist! Jammer dat je Van Ballegooien niet kent, maar als je hem kende dan zou het je niet verbazen dat dat een prettig gesprek werd.
Daar kwam het tenslotte wel op neer.
Als je jou een verhaal laat vertellen dan krijg je wel waar voor je geld.
(onverstoorbaar):
Om het verhaal kort te maken: Van Ballegooien be-
| |
| |
geleidt haar na enige tijd naar haar slaapcoupé en brengt daar vervolgens de nacht door.
Dat gaat wel verdomd snel.
Bij Van Ballegooien gaan die dingen snel.
(uitgelaten):
Van Ballegooien staat snel hoog.
(bestraffend):
Hesthertje!
(laat lachend haar hand voor haar mond).
(tegen Klaartje):
Maak je geen zorgen. Het loopt goed af. Het kwaad wordt gestraft!
Anders zou je het niet vertellen.
(Het is even stil.)
(drinkt zijn lege kopje nog eens uit en zet het voorzichtig terug op het schoteltje waarna hij zijn verhaal hervat):
Het wordt langzaam licht en lichter. Tijd om afscheid te nemen. Van Ballegooien verlaat haar coupé, loopt de restauratiewagen door, waar op dat tijdstip gelukkig niemand is, op weg naar zijn eigen wagon, en stuit aan het eind op een glazen deur waardoorheen hij de rails onder zich uit ziet schieten. (Meesmuilend.) Daarna zou het nog geruime tijd duren voor het tot hem doordringt dat hij op weg was naar Berlijn, terwijl zijn bagage met zijn papieren in het afgehaakte deel van de trein alleen doorreisde naar Kopenhagen.
lacht luid, Karel glimlacht, Klaartje trekt haar wenkbrauwen op.
Vinden jullie het geen prachtig verhaal? Als je die man kent, dan zie je zijn gezicht voor je.
En hoe is dat toen afgelopen?
Hij heeft nog een hoop gelazer gehad, omdat hij geen visum had, maar tenslotte hebben we het hier voor hem geregeld.
(gereserveerd):
En die vrouw van Van Ballegooien? Die zal het toch wel niet zo leuk hebben gevonden?
(lachend):
Die vermaakt zich wel! Die komt niets te kort!
Ik weet niet of zijn vrouw het te weten is gekomen. Dergelijke zaken worden discreet behandeld.
Je bedoelt dat zoiets regelmatig voorkomt?
Zoiets, maar altijd weer anders natuurlijk.
Nou, ik vind het niet zo'n verschrikkelijk leuk verhaal.
Maar Klaartje! Zo serieus moet je het toch niet nemen? Het is toch maar een verhaal?
| |
| |
Dus het is niet echt gebeurd?
Natuurlijk is het echt gebeurd! Maar dergelijke dingen gebeuren toch?
(enigszins verlegen met haar reactie):
Kom Klaartje. Je hebt toch niets in die man belegd?
Maar dan hoef je er toch ook geen grapjes over te maken?
(verontschuldigend):
Klaartje houdt niet van grapjes.
(fel):
Ik houd wel van grapjes, maar niet van zulke grapjes!
(De twee mannen zwijgen verlegen, Hesther kijkt verbaasd en met enige afkeuring naar haar. Er valt een stilte.)
Willen jullie wat drinken?
(nog wat aangeslagen):
Wat heb je?
Alles! Witte wijn, sherry, bier, jenever, cognac, wodka... Je kunt het zo gek niet verzinnen.
Voor mij dan maar witte wijn.
(opstaand, tegen Klaartje):
Jij ook?
(humeurig):
Goed.
Karel gaat de kamer uit. De drie anderen blijven achter in een ongemakkelijk zwijgen.
(enigszins verlegen tegen Klaartje):
Waarom trek je je dat nou zo aan?
Ik vind het gewoon niet leuk. Dat mag toch wel?
Maar er steekt toch absoluut geen kwaad in?
(Er is opnieuw een stilte.)
(komt met een ontkurkte fles in een ijsemmertje de kamer weer in, zet de fles bij zijn stoel en kijkt naar Klaartje):
Hebben we er nog wat bij?
(staat op en ze gaat de kamer uit).
(naar het buffet lopend):
Klaartje kan niet tegen verhalen over ontrouw.
Maar dat is toch ontzettend onverdraagzaam?
Ach. Iedereen heeft wel wat. (Hij haalt vier glazen uit het buffet en zet die op de tafel.) Ze trekt wel weer bij. (Hij schenkt eerst een bodempje in
| |
| |
zijn eigen glas, schenkt dan de andere glazen in en tenslotte ook het zijne. Terwijl hij gaat zitten): We hebben een paar maand geleden opnieuw opdracht gehad om op te schrijven waaraan we onze tijd besteden, voor een of ander efficiency-onderzoek. Dat is nu al de derde keer. Hebben jullie dat nou ook?
(komt de kamer weer in met een plank met blokjes kaas en zet die tussen hen in, waarna ze gaat zitten).
(pakt zijn glas en heft het, de drie anderen volgen zijn voorbeeld. Ironisch):
Op de huwelijkstrouw. (Hij kijkt glimlachend van de een naar de ander en het laatst naar Klaartje, met wat meer nadruk. Klaartje glimlacht flauw.)
(Ze nemen een slokje en zetten hun glazen terug.)
Een verdomd goeie wijn. Mag ik het etiket eens zien?
(Karel tilt de fles uit het emmertje en reikt hem die aan, Kees bekijkt het etiket goedkeurend.)
(de fles terugzettend):
Waar heb je die vandaan?
Van de Wijnbeurs. (Tegen Hesther): Vind jij hem ook lekker?
(pakt de plank op en biedt hen alle drie een stukje kaas aan):
Jullie nemen verder wel zelf, hè?
Het blijkt nu dat ik 70% van mijn tijd besteed aan commissies en vergaderen. Vijf jaar geleden was dat nog 50% en tien jaar geleden 30.
(ironisch):
Tot die conclusie ben ik ook gekomen.
Waarom doe je het dan? Je kunt toch weigeren?
Dat kan je nou juist niet.
Nee, weigeren kan niet. Dat zou betekenen dat je het niet belangrijk vindt.
Maar het is toch ook niet belangrijk?
Natuurlijk niet, maar dat mag je niet laten merken.
Ik denk overigens niet dat ze me kwijt willen. Het is gecompliceerder. Ze willen me juist in de buurt houden.
En daarvoor moet je naar Groningen.
(kijkt hem met ironisch opgetrokken wenkbrauwen aan).
Ik wil het wel uitleggen.
| |
| |
Laat hem nou even. Het interesseert me.
Zo'n commissie verschaft je een alibi. Je bent er even uit, bevrijd van je verantwoordelijkheden en voorzover de commissie die heeft, maar dat is te verwaarlozen, draag je die gezamenlijk. Maar dan moet een ander niet in diezelfde tijd aan een belangrijk boek of artikel zitten te werken, want dan snijd je in je eigen vlees. Zo iemand nodig je dus uit om erbij te komen.
Blijf daar niet zo lullig staan, kom erbij en sluit je aan.
Maar dan zou je toch wel gek zijn als je op die uitnodiging inging?
Als ik aan een belangrijk boek of artikel zou werken... (Hij lacht gemeen, neemt de fles op en schenkt hen bij.)
Kun je ook nog even vertellen wat voor club dat is, daar in Groningen?
(een stuk kaas nemend):
De Raad van Beheer.
Dat begrijp ik, maar wat is hun opdracht?
(met ingehouden plezier):
Beraden en beheren.
(ontstemd):
Dat had je me nog helemaal niet verteld, dat je naar Groningen moest.
(schuldig):
Dat stel ik zo lang mogelijk uit.
Half drie, maar ik heb 's ochtends een aantal werkbesprekingen, dus ik moet al met de trein van half acht. Ik ga wel in de logeerkamer slapen.
Idioot dat je me dat nu pas vertelt!
(tussen beiden komend):
Ken ik er iemand van?
(ongelovig):
Dat Eerstekamer-lid?
Maar dat is toch een enorme zak?
Hij is dan ook voorzitter.
Omdat hij met mes en vork kan eten?
Ben jij nergens voorzitter van?
Van meer dan een commissie.
(ingehouden lachend):
Dan begrijp je wat ik bedoel.
| |
| |
(grijnst).
(Er valt een stilte, waarin stukjes kaas worden genomen en gegeten.)
Die kaas is heerlijk, Klaartje.
(controleert de glazen en schenkt hier en daarbij, waarna hij de inhoud van de fles uitschenkt in hun glazen):
Ik zal nog een nieuwe fles halen. (Hij staat op en gaat de kamer uit.)
(tegen Klaartje):
Doe jij nou nog wat aan je studie?
Ik probeer elke dag wat Grieks te doen, ja.
Nee, Herodotus. Dat vind ik leuker.
(zucht):
Zie, dat zou ik nou ook moeten doen, maar ik kom er niet toe.
(steekt haar tong tegen hem uit).
(de kamer inkomend met een nieuwe fles):
Het enige waar Schilpzand een geheugen voor heeft zijn moppen. Ik heb nog nooit iemand ontmoet die zoveel moppen kent.
Vooral enigszins gewaagde moppen.
Hè toe, vertel er eens een?
(nadenkend):
Vertel er eens een... Het probleem is dat ik die dingen niet kan onthouden. (Hij verzinkt in gepeins.)
(tegen Kees):
Vind jij Karel ook zo ontroerend als hij denkt?
Niet in de eerste plaats.
Ja! Ik heb er een! De hertog en de steward!
Moeten we elkaar nu echt moppen gaan vertellen?
Eén mop! Bovendien is hij van Schilpzand, dus hij kan absoluut geen kwaad! (Hij denkt even na, zijn gedachten ordenend.) Kort voor het vertrek van de cruiseboot krijgt het bedienend personeel een laatste les in etiquette. Een van de grondregels, waar bijzonder de nadruk op wordt gelegd, is dat ze, wanneer ze in een hut onbedoeld een ontklede dame aantreffen, zich moeten verontschuldigen met de woorden: Neemt u me niet kwalijk meneer. Waarna hij zich weer discreet dient te verwijderen. Dat is correct! Zo hoort het!
| |
| |
Hesthertje, de clou moet nog komen.
Ik weet het, maar ik verheug me er op.
(onverstoorbaar):
Het schip steekt van wal en verlaat de haven. Als ze op volle zee zijn bestelt een van de passagiers, een Franse hertog, een martini in zijn hut. Doordat de steward onderweg wordt opgehouden, duurt het geruime tijd voor hij met de martini terug is en treft daar de hertog en de hertogin in bed, in innige omhelzing.
(giechelt opnieuw, ingehouden).
(maakt een verontschuldigend gebaar tegen Klaartje).
Eén ogenblik is hij beduusd, dan herinnert hij zich de voor deze situaties opgestelde grondregel en zegt: Voor wie van de heren is de martini?
(Hij glimlacht.)
(trekt verlegen haar wenkbrauwen op).
(meesmuilend):
Heel goed.
Eigenaardig is dat bijna iedereen erom lacht terwijl het een uitgesproken homosexuele mop is.
Nee hoor, dat vind ik helemaal niet!
Omdat het twee mannen zijn?
Nee, omdat die vrouw wordt weggemoffeld. Bovendien nog een getrouwde vrouw ook, en de vrouw van een hertog, decadenter kan het niet!
(knikt begrijpend):
Dat kan ik volgen.
Als hij een medepassagiere, half ontkleed, op de schoot van de hertog had aangetroffen, dan zou het een heterosexuele mop zijn. Dat zou trouwens veel sterker zijn geweest, want met de hertogin had hij wel tot na de martini kunnen wachten.
(schenkt de glazen nog eens bij en neemt een stuk kaas):
Een vriend van ons heeft zijn moeder eens zo aangetroffen, op de knieën van de huisarts.
Daar weet ik niets van. Dat heeft hij mij nooit verteld.
| |
| |
(droog):
Dag moe, dag pa!
Ik geloof er niets van. Je verzint maar wat.
Het lijkt me anders behoorlijk traumatiserend.
Dat was het ook. Hij is niet voor niets knettergek geworden.
Ik vind niet dat je daar grapjes over kunt maken.
Sorry, Klaartje. Zo bedoelde ik het niet.
(Er valt een stilte, een wat ongemakkelijk zwijgen.)
(na zijn keel geschraapt te hebben):
Heb jij nu ook de indruk dat de mensen steeds dommer worden?
Ja, maar ik denk dat dat aan mij ligt.
Je bedoelt dat jij steeds intelligenter wordt?
(lacht):
Dat ook natuurlijk. (Hij zwijgt even.) Nee, ik bedoel dat je in het begin denkt dat iedereen alles wel begrijpt, dat de een alleen wat meer tijd nodig heeft dan de ander. Maar zo is het niet. De meesten begrijpen maar heel weinig. Bedroevend weinig.
En dat ligt niet aan het onderwijs?
Neem nou bijvoorbeeld de mensen uit onze klas, de Verschuurtjes bijvoorbeeld, die waren dom.
O ja. (Hij grijnst.) Dirks dus niet.
(grijnst):
Dirks was intelligent.
Had hij niet allemaal zessen?
Ik dacht allemaal vijven zelfs.
Als hij niet dood was gegaan, was hij blijven zitten. Bij wijze van spreken dan.
(grijnzend):
Die brengen het vaak verder dan de besten uit de klas.
| |
| |
(glimlacht).
(Er valt een stilte. Hesther geeuwt achter haar hand. Karel schenkt bij.)
Maar om nog even op het onderwerp terug te komen.
(tegen Klaartje):
Vind jij het ook vervelend?
(tegen Hesther):
Je bent overstemd. Waar was ik?
Om op het onderwerp terug te komen...
Juist. Die Verschuurtjes bijvoorbeeld, die waren dus dom.
Ongetwijfeld. Maar volgens mij zijn ze nog altijd twee slagen intelligenter dan wat er tegenwoordig door het onderwijs wordt afgeleverd.
(knikt):
Ik begrijp wat je wilt zeggen.
Maar je bent het niet met me eens?
O jawel. Het maakt alleen niet veel uit.
En dat moet je me nou toch eens uitleggen.
Hoelang denken jullie hier nog mee door te gaan?
(tegen Karel):
Heb je niet zolang een boekje voor Hesther?
(naar de boekenkast kijkend):
Boeken genoeg.
Ik bedoel een prentenboek. Iets eenvoudigs!
Kees! Je bent onmogelijk! (Ze staat op en loopt de kamer uit.)
Ja, ik weet het. (Ze verdwijnt in de coulissen en blijft enige tijd weg.)
(tegen Karel):
Ga je gang. Leg het me uit, maar wel eenvoudig graag.
Als je een tijdje meeloopt en je kent je vak, dan weet je wat kwaliteit heeft. Je zet een koers uit en probeert de werkzaamheden van je mensen daarop af te stemmen. Uitgesloten! Ze begrijpen je niet! Onmogelijk om je ideeën over te dragen.
(begrijpend):
Ze willen met rust gelaten worden en op de oude voet doorgaan.
Op twee of drie na. Van de twintig!
Dan ben je nog bevoorrecht.
(meesmuilend):
Dat zal het niveauverschil zijn tussen jou en mij.
(grijnst) (In de verte wordt de wc doorgetrokken).
En dat zou nog tot daaraantoe zijn als ze inzagen dat ze te dom zijn, maar integendeel, ze vinden zichzelf intelligent en omdat ze mij niet begrijpen ben ik een warhoofd.
| |
| |
Kun je ze dan niet uitschakelen?
Nee, niet ontslaan, op een zijspoor rijden waar ze geen kwaad kunnen.
Nota's laten schrijven...
(komt de kamer weer in en gaat zitten. Tegen Klaartje):
Zijn ze nou nog bezig?
(knikt, een beetje verbaasd):
Ja.
Ik laat ze gewoon nota's schrijven.
Doet er niet toe. De val van de roebel. Of de geschiedenis van Koerdistan.
En als ze daarmee klaar zijn?
Dan laat ik ze een nieuwe nota schrijven.
En willen ze die dan niet publiceren?
Ben je gek! Die gaan in een la! Dat zijn bouwstoffen! Ik laat mijn afdeling niet onsterfelijk belachelijk maken!
Ik denk er niet over. Ik heb wel wat beters te doen.
Maar jij zit op een Ministerie. Ik zit op een onderzoeksinstituut. Die van mij willen publiceren.
Dan heb je inderdaad een probleem.
(tevreden):
Dat wou ik maar zeggen.
(Er valt een stilte.)
Het is vechten tegen de bierkaai. En zodra je dat inziet, kun je het beste eieren voor je geld kiezen en in commissies gaan zitten.
(knikt).
(Er valt opnieuw een stilte. Iedereen is langzamerhand een beetje slaperig geworden.)
Noemen ze jou ook bij je voornaam?
(mijmerend):
Vroeger klopten ze aan.
Hebt u misschien even tijd voor me, meneer?
Ik zit met een probleem, meneer.
| |
| |
(lachend):
De nota is klaar meneer, hebt u misschien nog wat werk voor me?
(Ze zwijgen even vergenoegd.)
Herinner je je nog dat ze ons vroeger, op de lagere school, kwamen vragen wat ze spelen moesten?
Jou ja. Mij sloegen ze op mijn bek.
Moeten we niet eens naar huis, Kees?
(op zijn horloge kijkend):
Ja, we gaan. (Hij blijft zitten.)
(tegen Karel):
Jij moet morgen toch vroeg op?
Zes uur. (Maakt evenmin aanstalten.)
Ja, ik kom. (Blijft zitten.) Eerst even mijn glas leegdrinken.
(lui tegen Karel):
Ik ben er steeds meer van overtuigd geraakt dat al deze problemen een gevolg zijn van de democratisering.
Daar gaat onze beschaving kapot aan.
Ik denk eerder dat het omgekeerd is. De democratisering is een symptoom van een beschaving die kapot gaat.
(lui):
Ook goed. Maar kapot gaat ze. (Hij slaat zijn glas om.)
(ongeduldig, opstaand):
Maar nu gaan we!
(lui overeind komend):
Ja, we gaan.
(Karel en Klaartje staan ook op.)
Wou je ze nog naar de tram brengen?
Ik wou eigenlijk liever naar bed. Ik ben moe.
Ben je gek. We vinden het heus wel.
(Ze verdwijnen in de coulissen.)
Zien we jullie binnenkort op de verjaardag van Kees?
(Er wordt wat gelachen.)
Wij zoenen elkaar dus niet.
(lacht).
(De deur wordt geopend.)
| |
| |
Tot ziens, hè. Leuk dat jullie geweest zijn.
(De deur slaat dicht.)
(komt de kamer weer in met het dienblad en begint de kopjes, glazen, flessen enz. driftig op te stapelen).
(komt de kamer binnen en blijft aarzelend staan):
Ik ga dus maar in de logeerkamer slapen?
(afgemeten, zonder op te kijken):
Wat je wilt.
Omdat ik al om zes uur op moet.
(reageert niet, stapelt de boel driftig op).
(zonder op te kijken):
Dat zul je zelf wel het beste weten.
(aarzelt nog even):
Dan ga ik maar. Welterusten.
(afgemeten, zonder op te kijken):
Welterusten.
(Karel blijft nog even staan en verdwijnt dan aarzelend in de coulissen. Klaartje begint zacht te huilen, van woede.)
| |
Derde bedrijf
Dezelfde kamer. Klaartje zit onder de lamp te lezen, een glas cognac bij de hand. Als ze de voordeur hoort, tilt ze haar hoofd op en luistert. Karel komt de kamer in, een aktentas aan zijn hand. Hij heeft zijn regenjas nog aan, open. Onder de jas draagt hij een pak (geen vest). Hij maakt een vermoeide indruk.
(omkijkend):
Wat ben je idioot laat.
(zet zijn aktentas bij zijn stoel en gaat zitten):
Schilpzand stelde voor om met zijn allen te gaan eten. (Hij staat weer op, trekt zijn jas uit en maakt zijn stropdas en het bovenste knoopje van zijn overhemd los terwijl hij weer gaat zitten.)
Maar daar hoef je toch niet aan mee te doen?
Als de vergadering om half zes is afgelopen kan ik toch niet zeggen dat ik voor het eten thuis moet zijn?
Je hoeft toch niet langer bij die klootzakken te zijn dan nodig is?
| |
| |
Als ze voorstellen om met zijn allen te gaan eten, dan kun je je daar toch niet aan onttrekken?
Ik zou niet weten waarom niet.
Omdat je je dan onmogelijk maakt.
Nou, en? Hoe gauwer je van ze af bent hoe beter zou ik zeggen.
(haak zijn schouders op. Hij staat op, doet ook zijn jasje uit en haalt een glas uit het buffet).
Je gaat toch zeker niet nóg een borrel drinken?
Geen borrel, een glas cognac.
Maar je hebt toch zeker al genoeg gedronken?
Dat is alweer drie uur geleden. (Hij schenkt zichzelf in.)
Drie uur? De trein doet er toch zeker geen drie uur over?
Je moet toch ook naar het station? En van het station hiernaartoe? Bovendien hebben we na het eten nog koffie gedronken, dus het is al wel drie-en-een-half uur geleden. Minstens!
(wiegt het glas even in zijn hand en neemt een slok. Hij kijkt naar haar):
Wat heb jij vandaag gedaan?
Ik? Ik ben razend natuurlijk!
Ik heb de hele nacht niet geslapen van woede!
(haar aankijkend):
Waarvan dan?
Van dat rotwijf natuurlijk!
(ongelovig):
Van Hesther?
Van wie anders? Ik kan haar wel vermoorden!
Maar er was toch niets bijzonders? Het was toch net zo als anders?
Niets bijzonders? Het is een hoer!
Een hoer! Ze komt alleen maar om te kijken of ze jou in bed kan krijgen!
En jij die dan ook nog zegt dat je het lekker vindt om haar te zoenen!
(ongelovig):
Heb ik dat gezegd?
(zijn hoofd schuddend):
Dat kan ik me niet voorstellen.
Toen ze binnenkwamen! Je zei dat je ervan genoot!
Maar dat was toch ironie.
| |
| |
Dat was helemaal geen ironie! Dat meende je! Anders had je het niet gezegd!
Maar ik vind dat gezoen een ramp.
Genieten van het zoenen! Dat smerige wijf! Je hoeft niet te vragen hoeveel mannen die al gezoend heeft! En nog wel meer ook! Als ze maar de kans krijgt!
Ach, ga weg. Anders loop je toch niet in zulke kleren. Ze zat de hele avond met haar benen te koketteren! Heb je dat ook niet gemerkt soms?
Je zat er anders wel naar te kijken! Daar ben je niet te beroerd voor!
Het is de vrouw van Kees.
Nou en? Denk maar niet dat ze zich daar wat van aantrekt!
Dus als het niet de vrouw van Kees was, dan zou je met haar naar bed gaan?
Waarom zeg je dan dat het de vrouw van Kees is?
(haalt zijn schouders op).
Dat betekent toch dat je eraan gedacht hebt? Je vond het wat lekker dat ze zo met haar benen zat te zwaaien.
(haalt zijn schouders op):
Wat moet ik daar nou op zeggen.
Het huis zou te klein zijn.
Klaartje, asjeblieft! Ik heb de hele dag zitten vergaderen. Ik ben bekaf.
Dacht je soms dat ik niet bekaf ben? Ik heb de hele nacht niet geslapen!
Maar ze komt er niet meer in! Dit was de laatste keer dat ik dat rotmens in mijn huis heb ontvangen! En ik ga ook niet naar de verjaardag van Kees!
| |
| |
Dat interesseert me niet! Dat moet jij weten! Het is jouw vriend! Genieten van het zoenen! Ik wist niet wat ik hoorde! En dan je samen vrolijk maken over negers met kleine broekjes! Want ze is zo racistisch als de pest natuurlijk! Als ze maar viriel zijn, hè, de mannetjes!
Je zit me toch niet uit te lachen, hoop ik?
(schuldig):
Ik kan er niets aan doen.
Maar dat is verschrikkelijk! Nog uitlachen ook! Terwijl ik me toch al zo opgewonden heb vandaag!
Waarom doe je dat dan ook?
Waarom doe ik dat dan ook. Waarom doe ik dat dan ook? Ik dacht dat ik daar wel een reden voor heb!
Hoe zou jij dat dan vinden als ik plotseling schuine moppen ging zitten vertellen om Kees lekker te maken? Hoe zou jij dat vinden? Ik heb je nog nooit een mop horen vertellen! Dat deed je toch alleen om bij dat rotwijf onder haar rokken te komen? Moet je zien hoe ze reageerde! Ze gilde het uit! En meteen haar benen in de lucht!
Dat was een mop van Schilpzand, die ik me toevallig herinnerde. Om Schilpzand te typeren.
En waarom moest er dan zo nodig een blote vrouw bij gehaald worden? Was dat soms ook om Schilpzand te typeren? Houdt Schilpzand soms ook van blote vrouwen?
Maar jij wel! Niet van homo's, want daar heb je de pest aan, maar wel van blote vrouwen.
Ik heb helemaal niet de pest aan homo's.
O nee? En waarom zeg je dat dan? Omdat dat rotmens de pest heeft aan homo's soms? Want reken maar dat die de pest heeft aan homo's. Homo's, daar kan ze niet mee naar bed! Net als je moeder!
Laten we mijn moeder er nu maar buiten houden.
En dan wordt die arme Frank er ook nog bijgehaald. Die stakker. Hij moest het horen, dat jij hem knettergek gevonden hebt. Ik kon wel huilen toen je dat zei. Met zo'n vrouw erbij!
Het was niet tegen Frank gericht.
O nee? Waarom zeg je het dan? Als aardigheid soms? Omdat dat rotmens verkikkerd is op knettergekke mannen? Wat heb je dan voor reden om te zeggen dat hij knettergek was?
| |
| |
Hij was helemaal niet knettergek! Als Frank knettergek was, dan ben ik ook knettergek! Dat rotwijf, dat is knettergek! Als er iemand knettergek is, dan is het dat rotwijf, en niemand anders! Ik kon haar haren wel uit haar kop trekken toen ze daarom lachte!
(op zijn horloge kijkend):
Zouden we niet liever eens gaan slapen?
Ik denk er niet over! Ik kan zo niet slapen!
Maar we kunnen toch niet de hele nacht zo doorgaan? Ik ben bekaf.
Dan ga jij maar slapen. Zolang het hele huis stinkt naar het parfum van die hoer, ga ik niet slapen! Eerst moet die lucht eruit!
(snuffelend):
Ik ruik niks.
Omdat jij nooit wat ruikt. Maar ik wel! Ik heb de hele dag de ramen tegen elkaar open gehad, maar het stinkt nog altijd!
Maar dat is toch niet normaal?
Wou je soms zeggen dat ik ook knettergek ben? Wou je dat soms zeggen?
(wat luider):
Wou je dat soms zeggen? Dat ik ook knettergek ben? Zeg het maar. Het kan me niets meer schelen! Als Frank knettergek is, dan wil ik het ook wel zijn! Liever dan zo'n rothoer die zogenaamd normaal is! Alsof het normaal is om zo te stinken! Alsof dat normaal is! Laat me niet lachen!
(Het is even stil.)
En dan dat smerige verhaal over die man in de trein, die met de eerste de beste hoer in bed kruipt. Daar moesten jullie ook zo om lachen. Weerzinwekkend vond ik het. Woedend was ik!
Dat kwam anders van Kees.
Daar heb ik niets mee te maken.
Ik vind dat Kees zoiets mag vertellen.
Als je met zo'n vrouw trouwt dan deug je niet!
Dat is helemaal geen onzin!
Kees is mijn beste vriend.
Dan wordt het tijd dat je eens een eind maakt aan die vriendschap. Ik wil hem in ieder geval niet meer zien en dat rotmens ook niet!
Wanneer je drieënveertig jaar met iemand bevriend bent, dan zet je hem niet aan de kant omdat zijn vrouw je niet bevalt.
O nee? O nee? Wie beslist dat eigenlijk? Beslis jij dat, dat ik zo'n
| |
| |
rotwijf in mijn huis moet ontvangen? Dat wil je toch niet zeggen? Daar wil je me toch niet toe dwingen?
Ik dwing je nergens toe, maar ik denk er niet over om met Kees te breken.
En ik eis het van je! Ik eis dat je tegen hem zegt dat hij er met meer in komt zolang hij met die vrouw getrouwd is. Ik eis het!
Dus jij bepaalt wie hier in huis komt? Nou zal hij helemaal mooi worden! De man is de baas! Wou je dat soms zeggen? Wou je soms zeggen dat de man hier de lakens uitdeelt? Maar die tijd hebben we gehad, mannetje, en die komt niet meer terug! Het is hier niet meer zo als bij je ouders! Dat zou je wel willen, maar zo is het godzijdank niet meer! De vrouw heeft net zo goed wat te zeggen al denk je misschien dat dat niet zo is! Dat zou helemaal mooi worden, dat jij hier ging bepalen wie ik hier moet ontvangen! Ik ben je dienstmeid niet! Tiran!
Wie is hier nou eigenlijk een tiran?
Jij! Jij bent een tiran! Omdat je mij wilt dwingen!
Ik dwing niks. Ik wil alleen niet met Kees breken omdat jij toevallig de pest aan zijn vrouw hebt.
Omdat ik toevallig de pest aan zijn vrouw heb? Heb jij dat dan niet? Wou je me vertellen dat jij niet de pest aan haar hebt? Dat ga je me toch niet vertellen? Dat jij die hoer aardig vindt?
Als ik met iemand bevriend ben, dan accepteer ik zijn vrouw.
Dan accepteer je hem niet! Omdat hij niet deugt! Omdat iemand die met zo'n vrouw getrouwd is niet deugt! En als je dat niet eerder gezien hebt, dan is dat alleen maar stom! Dan ben je een grote stommerik! En niet anders! Stel je voor, dat je mij zou dwingen om met zo'n klootzak om te gaan alleen omdat je drieënveertig jaar met hem bevriend bent! Hear, hear! Maar zo zijn we niet getrouwd! Zo laat ik me niet in een hoek drukken! Dan ga je er maar uit als je liever met Kees bevriend bent dan met mij getrouwd te zijn! Dan lazer je maar op! Zo'n rechtse klootzak ook nog. Moet je die rechtse praatjes horen die hij uitslaat! De democratie deugt niet, hè? We kunnen beter een dictatuur hebben zeker! Geen wonder dat je dan zo'n vrouw neemt! Die vindt het heerlijk om een rechtse man te hebben! Want zo zijn die vrouwtjes! Maar zo ben ik niet!
Ik vind Kees niet rechts.
| |
| |
Het kan me in ieder geval niet schelen of iemand rechts is als ik met hem bevriend ben.
Kan je dat niet schelen? Is het al zo ver met je dat je dat niet meer kan schelen dat iemand rechts is? Dat hadden ze je vroeger moeten vertellen! Razend was je geworden! Razend! Wat is er met je gebeurd dat je dat ineens niet meer kan schelen? Komt dat soms van die commissies waar je tegenwoordig in zit? Ben je zo gearriveerd, dat je dat zelfs niet meer kan schelen?
(hem dwingend aankijkend):
Wanneer bel je Kees?
(staat driftig op en loopt naar de telefoon):
Dan bel ik!
(springt op en is net iets eerder bij de telefoon, legt zijn hand erop):
Je belt niet!
(woedend):
Wat zullen we nou krijgen? Je gaat het me toch niet verbieden!
Ik wil niet dat je Kees belt!
Dat bepaal jij toch niet? Dat mag ik zelf toch nog wel bepalen wie ik bellen wil?
Je kunt zo laat niet meer bellen!
Waarom kan ik zo laat niet meer bellen? Als ik op wil bellen, dan bel ik op! Versta je me! Dan bel ik op!
Ze liggen vast al in bed.
Nou, dan komen ze er maar weer uit! Met zo'n vrouw lig je bovendien altijd in bed! Daar kan ik geen rekening mee houden. Geef hier die telefoon! (Ze pakt de telefoon vast.)
(met zijn hand stevig op het toestel):
Je blijft van de telefoon af! Ik wil niet dat je Kees belt! Daar heb ik zeker toch ook nog wel wat over te zeggen?
Dan ga je er maar uit als het je niet bevalt! Geef hier die telefoon! Als jij te laf bent om te bellen dan bel ik! Ik wil er eindelijk wel eens vanaf zijn, van dat rotwijf! Geef hier, zeg ik je! (Ze rukt aan het toestel.)
Nee! Ik bel nu! (Ze rukt de telefoon onverhoeds onder hem vandaan.)
(bukt zich bliksemsnel en trekt de stekker uit de muur):
Je belt niet.
Wat nu? Je wilt het me toch zeker niet verhinderen?
Ja! Ik wil niet dat je Kees belt!
| |
| |
(tussen haar tanden):
En ik bel Kees wel. Geef hier dat snoer! (Ze rukt het snoer uit zijn handen, duwt hem opzij, bukt zich en stopt de stekker terug in het contact.) Zo! En nu blijf je er met je vingers af!
(grist de telefoonklapper van het bureau en loopt ermee weg).
(zoekt de klapper):
Waar is de telefoonklapper!
(zich naar hem omdraaiend):
Krijg ik die niet? Het is toch zeker ook mijn telefoonklapper?
Maar je krijgt hem niet! (Hij wijkt nog wat verder terug.)
Dan zoek ik het op in het telefoonboek! (Ze haalt het naar zich toe en slaat het driftig open, zoekt.) Waar is mijn bril? (Ze wendt zich af en loopt naar haar stoel.)
(loopt naar de telefoon, rukt razendsnel het snoer uit de muur en loopt met de telefoon onder zijn arm naar de hoek van de kamer).
Nou zal hij helemaal mooi worden! Geef hier die telefoon! (Ze loopt op hem toe.)
(het tafeltje tussen hen in houdend):
Je krijgt hem niet!
(grist razend een zware glazen asbak van het tafeltje en houdt hem omhoog):
Als je niet meteen die telefoon geeft, dan smijt ik die asbak door het raam!
(geschrokken):
Dat doe je niet!
(de telefoon tussen hen in op het tafeltje zettend, woedend):
Dat is toch een godvergeten schande om daarmee te dreigen!
(zet de asbak neer en pakt de telefoon):
Je dacht zeker dat die telefoon alleen van jou was, hè? Nou, daar vergis je je dan in! (Ze pakt haar bril en loopt terug naar het bureau.) Stel je voor! Die denkt dat hij mij een beetje kan commanderen! (Ze steekt de stekker weer in het contact.) Zo! En daar blijft hij! (Ze zet het toestel krachtig op het bureau.) En nou Kees! (Ze zoekt in het telefoonboek.)
(kijkt toe, machteloos):
Ik vind dit zo'n ontzettende rotstreek!
En ik vind het een rotstreek dat je mij laat bellen!
Daarom! (Ze heeft het nummer gevonden.) Maar ik zal hem wel even vertellen dat het afgelopen is met die rotbezoeken. Ik wil dat rotmens niet nog eens in mijn huis hebben! (Ze neemt de hoorn van de haak.)
(wendt zich abrupt af en loopt de kamer uit).
(draait de eerste cijfers, stokt en luistert. Uit de gang komt een ge-
| |
| |
weldig gerommel. Ze laat de hoorn zakken.) Wat doe je? (Er is plotseling enige bezorgdheid in haar stem.)
(gedempt, uit de verte):
Ik zoek een touw!
(komt met een touw de kamer in):
Ik ga mezelf ophangen! (Hij kijkt verwilderd naar de zoldering.) Ik verdraag dit niet langer!
Ben je gek geworden? (Ze legt de hoorn terug.)
Ja, ik ben gek geworden! Ha, ha! Gek ben ik! Hartstikke gek! (Hij laat het touw vallen en loopt de kamer weer uit.) Ik kan het niet meer aan! Ik wil weg! Weg! (Hij komt de kamer weer in met een trap, stelt die op en klimt woedend omhoog, terwijl Klaartje verbijsterd toekijkt.) Ik heb 12, 14, 16 uur vergaderd. Ik ben totaal uitgeteld en dan krijg je dit! Gek word ik ervan!
Wat dacht je dan? Dacht je dat je de enige bent die recht heeft over haar toeren te zijn? Geen wonder dat ik over mijn toeren ben! Ieder ander zou van minder over zijn toeren raken! Waar is een haak! Waarom zitten er in deze huizen geen haken in het plafond! Je mag je toch zeker nog wel ophangen als je er genoeg van hebt? Of mag dat ook al niet meer? Moet je je dat allemaal maar laten welgevallen? (Hij zoekt verwilderd het plafond af, daalt de trap weer af en loopt de kamer uit.)
(raapt het touw op, kijkt naar de deur, angstig).
Uit het hok in de gang komt opnieuw gerommel.) Wat doe je toch?
(uit de verte, gedempt):
Ik zoek een haak! (Na enig gerommel komt hij de kamer weer in met een elektrische boor en een haak.)
(laat het touw weer vallen, loopt op hem toe en pakt de boor vast):
Doe niet zo krankzinnig asjeblieft! Beheers je een beetje!
(rukt de boor uit haar handen):
Hier die boor! Als ik me op wil hangen, dan hang ik me op! (Hij klimt driftig de trap op.)
Pas op! Direct val je en dan breek je je nek! (Ze pakt de trap vast.)
(grimmig):
Ik breek mijn nek niet! (Hij zoekt een plek voor de boor.)
Je vernielt het plafond! (Ze bedenkt zich plotseling en pakt het touw op.) Ik gooi het touw uit het raam, hoor.
(laat de boor zakken en kijkt van boven op haar neer):
Je gooit het touw niet uit het raam!
(loopt met het touw naar het raam):
Dat doe ik wel!
Dat zou een rotstreek zijn! Klaartje!
(opent het raam en gooit het touw naar buiten):
Zo!
| |
| |
(laat, plotseling moedeloos, de boor zakken en kijkt verslagen naar haar).
(naar de trap lopend en hem vastpakkend):
En nu kom je van die trap af! Wat moeten de buren er wel van denken?
De buren interesseren me niet.
Maar mij wel! Ik schaam me dood! Midden in de nacht zo'n kabaal te maken! Wat lijkt het wel!
(langzaam de trap weer afkomend):
Bovendien zijn ze met vakantie.
Maar die van links niet! (Ze pakt hem bij zijn arm en duwt hem naar zijn stoel.) En nu ga je zitten! Het lijkt wel of je niet goed bij je hoofd bent geworden.
(mat):
Dat ben ik ook niet. (Hij gaat zitten en kijkt wezenloos voor zich uit.) Ik ben totaal overstuur.
En ik dan? Dacht je soms dat ik niet overstuur ben? (Ze gaat ook zitten.) Jij denkt geloof ik dat jij altijd de enige bent die overstuur is.
Nou, het lijkt anders wel zo.
(zwijgt. Na enige tijd staat hij langzaam op).
Je gaat je toch niet weer ophangen?
Anders neemt een ander het mee.
Wat kan jou dat touw nou schelen.
Dat kan mij heel veel schelen. (Hij gaat de kamer uit. De voordeur gaat open en weer dicht. In de stilte klinken voetstappen op de trap. Na enige tijd opnieuw de voordeur. Daarna komt hij weer binnen met het touw. Hij hangt het over de trap en gaat weer zitten.)
Zie je wel dat het er nog lag.
(zwijgt).
(Het is lange tijd stil. Ze zitten allebei uitgeput voor zich uit te kijken.)
(kijkt op zijn horloge, sluit zijn ogen even en kijk dan naar haar):
Kunnen we niet proberen wat vriendelijker voor elkaar te zijn?
(reageert niet, blijft voor zich uit kijken).
(sleept zijn stoel naast de hare, gaat weer zitten en pakt haar hand):
Ketelsteen! (Hij schudt aan haar hand, die slap in de zijne hangt.) Kunnen we niet proberen wat vriendelijker voor elkaar te zijn?
(na een stilte, toonloos):
Waarom?
doek
|
|