Tirade. Jaargang 52 (nrs. 422-426)(2008)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] Miek Zwamborn het niets dan overstekend rent het zigzaggend over de velden het kruist het pad van het het op het pad van het (besluipt het) het op maandag het nadert, stopt waar het verdween, het draait zich om het duikt op het in het spoor van maandag dus het uit het oosten naderend kruist de stappen van het, kussens van poten over kussens van poten, vacht langs de muur van het het heeft niets in de gaten het wisselt met het [pagina 78] [p. 78] het stempelt zijn poten het loert op het, de prenten van het, de hoeven van het het ligt het woelt mos los waar het zich omdraait het opduikt het zich omdraait het is op weg naar het en plaatst een vlag in de sneeuw het uit het oosten naderend kruist de stappen van het, op weg naar het kuiert het over het veld verdwijnt het achter de heuvel het verdwijnt ook, het spoor splitst zich, slingert over de heuvel naar de berken waaronder het waarschijnlijk de nacht doorbracht het slaapt [pagina 79] [p. 79] het schrikt op van het het is al op pad het in spronggalop het op het kruispunt van het het tegenover het het hipt zoals het op maandag het in het nest van het het pluist platgetrapte het het verdwijnt tussen de struiken in de onregelmatige pas van het het terug het kluivend aan kegels [pagina 80] [p. 80] dus het neemt het pad van maandag ligt op de loer het alert het achtervolgt het het haalt het in, het met het het met het het langs de richel het circelend boven het stippelend het in de verte Vorige Volgende