‘Dit is Paul,’ zei mijn vader opgetogen tegen een man in een wit pak, die met een sigaar tussen zijn lippen en druipend van Westfriese minachting voor ons stond. ‘Hij wil graag leren zwemmen.’
‘Dat is een badmeester,’ fluisterde hij. ‘Een hele aardige meneer van wie je zwemmen leert.’
‘Zo?’ knikte de man. ‘Wil die graag leren zwemmen? Zozo...’
Hij drukte mij met mijn buik op een zadelvormig krukje en knakte een half uur lang mijn ledematen onder het uitstoten van keelklanken.
‘Intrekken! Spreid! Sluit! Intrekken, spreid, sluit, luisterrren, Godverrr. Jezus, wat is dát joch stijf. Luisterrren. Intrekken, spreid sluit. Intrekken, spreid sluit...’
Zijn stem overstemde al het geschreeuw, in het water en op de kanten. Gedurende dat alles stond mijn vader angstig toe te kijken. Hij lachte schaapachtig.
‘Zo Paul, nu leer je echt zwemmen.’
‘Dat valt echt nog de bezien, hoor, meneer,’ zei de badmeester. Mijn vader lachte maar wat (‘haha’). Wat moest hij anders? Straks werd hij nog op een krukje geduwd en werden zijn armen en benen gebroken.
Een man die een tweelingbroer van mijn badmeester kon zijn - maar zonder sigaar - snoerde mij in een leren tuig aan een vishengel. Spartelend en huilend werd ik in het water neergelaten. Samen schreeuwden zij nu:
‘Intrekken! Spreid! Sluit! En weer: intrekken, spreid, sluit...’
De man zonder sigaar hield daarbij een grote, groene toeter voor zijn mond. Ik bleef spartelen en huilen en roepen dat ik eruit wilde. Ondanks alles zag ik heel goed hoe andere kinderen over de kant buitelden, van planken sprongen, elkaar natspatten en lachten. Zaterdag in het Zuiderbad. Wat was er dan met mij aan de hand, dat ik als een ‘ongelukkige’ jongen, zoals dat in die tijd nog heette, ingesnoerd in leer hier door het water werd gesleurd? Privé-zwemles.
Met tuig en al werd ik op de kant getrokken. Mijn knieën bonkend over de rand. Zonder pijn te voelen, want ik stikte bijna in mijn gesnik.
‘Is er enige vooruitgang te bespeuren?’ informeerde mijn vader.
De tweelingbroers keken elkaar mismoedig aan.
‘Wordt niks,’ mompelde de sigaar tegen de toeter.
‘Te bang. Papjochie.’ zei deze tegen mijn vader zonder hem aan te kijken. ‘Moet het op school maar leren, alhoewel...’
Mijn vader knikte heftig en blééf knikken, als wilde hij geen woord van deze uitleg missen.