Tirade. Jaargang 41 (nrs. 367-372)
(1997)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 279]
| |
Thijs WöltgensGa naar voetnoot*
| |
[pagina 280]
| |
steeds echt en bevinden zich op meer plaatsen dan ons lief is. Militaire macht kan nog altijd aangewend worden om anderen te overheersen, zoals de bevolking van Koeweit in 1990 aan den lijve ondervond. Er zijn nog wel degelijk centra van macht. Wie die macht heeft, zal zijn vermogen om anderen zijn wil op te leggen, niet zo gauw vrijwillig opgeven. Dat is een van de weinige lessen die je uit de geschiedenis kunt trekken. Een andere les is dat een dergelijke macht alleen in toom kan worden gehouden door een ‘countervailing power’ van hetzelfde kaliber. Zolang het ideaal van een wereldregering nog niet verwezenlijkt is, blijft er behoefte aan regionale machtsevenwichten. Hoe aantrekkelijk de dominantie van de pax americana ook mag lijken, het grote nadeel is dat de beslissing over de dreiging met militaire macht buiten ons Europeanen om genomen wordt. Een vergelijkbare situatie bestaat er op sociaal-economisch gebied. De verzorgingsstaat is een typisch Europees product - een gevolg van politiek ingrijpen in de economie. Maar door de wereldomvattende liberalisering van goederen-, geld- en kapitaalstromen herovert de economie haar autonomie op de politiek. Op mondiaal niveau is er geen overheid die de wereldmarkt kan corrigeren. De individuele leden van de Europese Unie zijn niet opgewassen tegen die markt. En daarom legt de tot nu toe nationaal georganiseerde verzorgingsstaat het loodje. Het is aanpassen of ten onder gaan. Alleen een gemeenschappelijk Europa is economisch sterk genoeg om de wereldhandel politiek te beïnvloeden. Daardoor kan het de spelregels van de wereldmarkt zodanig veranderen dat in elk geval voldaan wordt aan minimale eisen op sociaal en ecologisch gebied. De European way of life heeft evenveel recht op verdediging als andere economische culturen. Voortgaande politieke integratie in Europa is ook nodig omdat Duitsland zo groot geworden is. Het economisch gewicht is zo gigantisch dat nu al een nieuwe vorm van het Heilige Römische Reich Deutscher Nation bestaat. Het Heilige mogen we dan vervangen door het monetaire hetgeen in neoliberale oren toch klinkt als een synoniem, met de Europese Centrale Bank als plaatsvervanger van God op aarde. We zijn benieuwd naar de uitkomst van de machtsstrijd tussen deze nieuwe paus en de politieke keizer. Sinds onze koppeling aan de Duitse mark weten we in Nederland dat de keuze zich beperkt tot het ofwel klakkeloos volgen van de Bundesbank in Frankfurt of het erbij zijn als in Frankfurt een besluit genomen wordt. Hetzelfde geldt voor fiscale maatregelen. | |
[pagina 281]
| |
We missen een opgelegde kans, als we de generatie Duitse politici die een Europees Duitsland wil, in de steek laten. We zullen niet minder afhankelijk zijn, wel zullen wij dan geen enkele vorm van medezeggenschap meer hebben. Wij dreigen onder invloed van Bolkestein gefixeerd te raken op het Nederlandse vetorecht. Dat recht is uiteindelijk niet effectief. Maar het Franse of Duitse vetorecht is wel doorslaggevend. Als Duitsland zijn vetorecht opgeeft ten gunste van meerderheidsbesluitvorming in de Europese Unie, dan krijgen we een Europees Duitsland in plaats van een Duits Europa.
Ik ben dus voor een verdere politieke integratie. Maar de kans daarop wordt steeds kleiner. Ongeveer zo klein als de ambitie van het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie in 1997. De regeringen vertrouwen hun eigen burgers niet meer. Dat is niet onbegrijpelijk. Zij hebben alle impopulaire maatregelen gepresenteerd als voortvloeiende uit gemeenschappelijke Europese besluiten. De Economische en Monetaire Unie (emu) vergt haar tol. De spoedige invoering van de gemeenschappelijke munt, de euro, is de voorwaarde geworden voor een geloofwaardige Europese Unie. Maar de andere kant van de medaille is dat de indruk kan ontstaan dat de leiding van Europa in handen komt te liggen van de president van de Europese Centrale Bank, die de euro zal introduceren en waken over haar hardheid. Er is weinig fantasie voor nodig om te bedenken dat deze uitkomst ‘gefundenes Fressen’ zal zijn voor populistische politici, die de teloorgang van de democratie verbinden met de oproep tot renationalisatie. Een monsterverbond van links en rechts is denkbaar. Daarom mogen we geen genoegen nemen met de integratie die door een gemeenschappelijke markt, gemeenschappelijke jurisprudentie en een gemeenschappelijke munt wordt afgedwongen. We moeten kiezen voor een scenario waarbij een zo groot mogelijk draagvlak onder de burgers in Europa wordt geschapen. We moeten kiezen voor een Europese identiteit. Dat betekent dat er uit de euroscepsis die zich na ‘Maastricht’ openbaarde, volstrekt andere conclusies moeten worden getrokken. De referenda in Denemarken en Frankrijk over het in de Limburgse hoofdstad gesloten verdrag werden uitgelegd als een vingerwijzing dat ‘Brussel’ terug in het hok moest. Het subsidiariteitsbeginsel, dat inhoudt dat besluiten op het laagst mogelijke bestuursniveau moet worden genomen, werd ineens door veel politici omarmd als het middel om de burgers tegen de opdringerigheid van de Brusselse bureaucraten te beschermen. Dit mooie | |
[pagina 282]
| |
principe werd echter misbruikt om Europa zoveel mogelijk af te houden van een gezamenlijke aanpak van de werkloosheid en een gemeenschappelijke sociale politiek. In Nederland heeft het geleid tot het benadrukken van het eigen criminaliteitsbeleid en de typische benadering van de drugsproblematiek. Maar veiligheid, werkloosheid en sociale zekerheid staan toevallig wel bovenaan de agenda van de Europese burgers. En uitgerekend daarmee mag Europa zich niet bemoeien. Probeer je dan maar eens als burger met Europa te identificeren. Die onmogelijkheid om tot een Europese identiteit te komen manifesteert zich ook in het Joegoslavische drama. Europa is een papieren tijger en die verschaft weinig identificatiemogelijkheden. De oplossing ligt in een Europees werkgelegenheidsinitiatief, een Europees programma voor een minimum aan sociale regels, een Europese aanpak van de georganiseerde criminaliteit en een op Europees niveau gevoerde discussie over drugs. Dat biedt de burgers veel meer mogelijkheden zich te herkennen in en te vereenzelvigen met ‘Europa’. Veel meer in elk geval dan de institutionele veranderingen, waarop elke Europese top gefixeerd is. En daarom sta ik ook positief tegenover de militair-strategische samenwerking tussen Frankrijk en Duitsland. Want ook die is van belang om door een zwaan-kleef-aan-effect de Europese identiteit gestalte te geven.
Maar er is ook nog een geheel andere weg om tot een Europese identiteit te komen. Europa relativeert de natiestaat. En daarmee de nationale grenzen. Die grenzen zijn vaak volstrekt willekeurig. Dat wordt nergens duidelijker dan in mijn geboorte- en woonplaats Kerkrade. Als uitvloeisel van het Weens Congres trok de Pruisische vorst een grenslijn over de lengteas van de kilometerlange Nieuwstraat/Neustraße, een verbindingsweg tussen de aloude abdij Rolduc en het even aloude Aken. Op papier werden daardoor families en buren uit elkaar getrokken. Gelukkig negeerden zij het papier en bleven zij zich gedragen alsof de grens er niet was. De grens was iets van de hoge heren en niet van het volk. Dus werkte men, trouwde men en leefde men grenzeloos. Mijn moeder - toevallig in het bezit van de Nederlandse nationaliteit - ging in het Duitse Herzogenrath naar school. Herzogenrath is echter niet toevallig dezelfde naam als het nu Nederlandse Rolduc (= Rode-le-Duc, waarbij Rode = Rath = Rade). En het -rath van Herzogenrath is niet toevallig hetzelfde als - rade in de naam van Kerkrade. Het land van Rode (vandaar ook Roda JC) was van ouds- | |
[pagina 283]
| |
her een geheel met een gemeenschappelijke taal, die tussen Keulen en Luxemburg door meer mensen verstaan wordt dan de Nederlandse taal sprekers kent. De oorlog, het onderwijs, de media en het nationale elftal hebben ons aan beide zijden van de grens genationaliseerd. Maar dat geldt nog meer voor Basken, Schotten, Elzassers, Belgische en Nederlandse Limburgers en omgekeerd voor Walen en Vlamingen. Als we erin slagen om de nationale grenzen diffuus te maken, als we erin slagen Europa te denationaliseren en dus te regionaliseren, dan heeft de Europese identiteit meer kans. Als een Beier, Rijnlander, Saks of Pruis zijn regionale identiteit ‘über alles’ plaatst dan mogen we de angst voor een Duits Europa vergeten. Slovenen, Tsjechen, Letten, Corsicanen, Basken, Vlamingen, Schotten en Limburgers vallen liever onder het verre Brussel dan onder hun nationale regering, die dichterbij is en daardoor ook dwingender aanwezig. Om die reden zijn bijvoorbeeld de Schotten als een van de weinigen in het Verenigd Koninkrijk grote voorstanders van de Europese integratie. Zij zien haar als een alternatief voor het nationale keurslijf. Maar je hoeft niet per se aanhanger van het Europa der Regio's te zijn om te beseffen dat het ondermijnen van de nationale grenzen de beste bijdrage is aan de onomkeerbaarheid van de Europese integratie. Daarom bepleit ik een experiment waarbij het gebied Aken-Maastricht-Luik-Hasselt aangewezen wordt als eurozone. Dat betekent dat burgers, bedrijven en lokale overheden mogen kiezen voor een van de nationale wetgevingen die in die regio gelden. Binnen een gebied ontstaat een markt voor nationale regels. In een regio wordt duidelijk, waartoe beleidsconcurrentie in Europa leidt. Maar in dit geval hoeven kapitaal en arbeid niet de grens over te steken. Er ontstaat een harmonisatie van regelgeving, niet vanaf de conferentietafel maar van onderop. De keuze van burgers, bedrijven en overheden maakt iedere onderhandeling tussen de betrokken nationale overheden overbodig.
En nu de sociaaldemocraat Wöltgens. Hij heeft Europa nodig als tegenwicht tegen de asociale eisen van de wereldmarkt. Hij hoopt dat Europa de macht en de zin heeft om die voor Europa typische verzorgingsstaat te verdedigen. Zo hoopt hij ook via Europa de democratie te bevrijden van de nationale onmacht. Maar natuurlijk is hem de toenemende euroscepsis niet ontgaan. En dus vraagt hij van Europa zich minder met allerlei institutionele zaken bezig te houden, maar zich meer te concentreren op | |
[pagina 284]
| |
onderwerpen die de Europese burgers belangrijk vinden: werkloosheid, veiligheid en sociale zekerheid. De regeringen zijn erin geslaagd om op al deze terreinen het grenzeloze Europa als bedreiging op te voeren in plaats van als een kans op meer succes. Een doordachte interpretatie van het subsidiariteitsbeginsel zou het beleid inzake werkgelegenheid, sociale bescherming en binnenlandse veiligheid in belangrijke mate op Europees niveau tillen. Dat vergemakkelijkt de identificatie van de doorsnee-burgers met Europa. En dat gaat waarschijnlijk ook op als Europa regionale identiteit gebruikt om afgedwongen nationale identiteit te relativeren. Een gelouterd sociaaldemocraat koestert geen blauwdrukken meer. De Verenigde Staten van Europa zullen geen kopie van de Verenigde Staten van Amerika zijn. Toch is de Europese integratie al zijn ‘point of no return’ gepasseerd. Dat is op zich mooi. Rest de opgave om het onvermijdelijke en gewenste Europa zo sociaal en zo democratisch mogelijk te maken. |
|