geannexeerd hebben. Wat Borstlap daarmee uithaalt is wel contrapuntisch maar wijkt erg af van het Bach-koraal, niettemin blijf je het erin horen.
Vanuit de warme, donkere aanslagen op de piano ontspint zich in een langzaam, onvast tempo een wispelturige samenspraak tussen de piano en de altviool die voortdurend onderbroken wordt en daarna toch weer op een onvoorspelbare manier verdergaat. De door elkaar fladderende melodieën in de altviool en in de piano - maar ook alleen al in de rechter- en linkerhand van de piano - doen denken aan die van fuga's, hoewel het dat niet zijn: het zijn echo's, imitaties voor voorafgaande motieven, contrapuntisch behandeld. Het hele stuk heeft een eigenaardige deining, tegen de wals aan, wat bepaald niet typerend is voor Bachs koralen die straf in de maat doorlopen. Bach had een voorkeur voor de kerktoonladders in zijn koralen; die komen bij Borstlap niet voor. A-typisch bovendien, is de Frans aandoende kleur van de harmonie, die echter ook weer niet Frans genoeg is, want bij Borstlap is de klank minder fluwelig en staat niet op zichzelf zoals bij Debussy en Ravel, terwijl er in ‘Night Music’ meer sprake is van de doorgecomponeerde techniek van Wagner. Opvallend is de sfeer van Schubert waarmee het scherzo begint, maar datzelfde deel eindigt dan weer met het virtuoze klaviergeweld van Liszt. Kortom: het vierdelige stuk brengt je voortdurend op een ander spoor. Steeds zijn er andere verwijzingen die mijlenver afstaan van het Bachkoraal. Toch blijf je daaraan herinnerd worden, zoals ik al zei. Hoe kan dat? Hoe kan een bepaald muziekgenre, waarvan de regels vaststaan en dat daarom herkenbaar is, zijn treffende gelijkenis behouden terwijl het consequent ondermijnd wordt met stijlbreuken? De doorgaande contrapuntische beweging - ondanks de zweving - zou een verklaring kunnen zijn, maar dat is niet minder vreemd. Want hoe bestaat het dat zo'n vage toespeling effectief genoeg is?
Met name het slot van ‘Night Music’ roept deze vraag op. Dan maakt het koraal zich los uit de verstoorde suggesties, zoals de merel in de dageraad een punt zet achter de nacht. Van Bach is er dan niet veel meer over; des te duidelijker klinkt nu het koraal van John Borstlap.
Het koraal (let wel: het Bach-koraal) was dus niet van Bach. Het was dus niet zomaar een bepaald muziekgenre, toevallig door Bach geannexeerd omdat deze er met zijn stijl die specifieke vorm aan gaf en dat zijn plaats kreeg, eerst in de protestantse eredienst en later in de muziekgeschiedenis vanwege Bachs genialiteit, want ook John Borstlap kon ditzelfde koraal opnieuw schrijven. Is het Bach-koraal een totem soms?