Tirade. Jaargang 39 (nrs. 356-361)(1995)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 421] [p. 421] Rogi Wieg Avondmaal Ook overdag lees ik nu uw boek, en stel me ruimte voor als een ruwe doek, gekreukeld stof. Waarom wordt hierin het één iets anders, en hoe meet je dan hetgeen zo is ontstaan; botsingen, splitsingen in donker licht, want waar het zo klein is, is er daar zicht, of alleen nog sporen van bijvoorbeeld bellen. De soep dampt op het fornuis, vellen vol formules stel ik me op de keukentafel voor, daaroverheen schijnt het lamplicht van fotonen, uw geest buigt zich over de tekens, ik hoor het krassen van uw pen. Terwijl u langzaam eet bloeit uit uw handpalm wetenschap, u blaast een lepel soep, zij is te heet. [pagina 422] [p. 422] Liefdesgedicht Voor M. Ik ben uitgehold met een zakmes door blond, bruin en rood, hout dat een doosje werd, maar een doosje kan jou bevatten, terwijl ik geen oorbellen en ringen kan bewaren. Ga daarom gerust van me weg, doe eerst je was, laat je handdoeken drogen als postzegels op een haast stofvrije tafel. Ik heb te lang geleefd voor ons, al kreunt steeds iemand: blijf bij me. Vorige Volgende