Tirade. Jaargang 39 (nrs. 356-361)(1995)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 399] [p. 399] Robert Anker Daar is het Daar was het, daar onder de bomen, daar moet je zijn. De takken hangen laag en door het perspectief steeds lager. Je zou kunnen zeggen: hemel en aarde naderen elkaar ware het niet dat al dat groen zo hevig van de aarde is. (Op school geleerd, oud wereldbeeld, gemompel in de oude stijl.) Onder de takken gezeefd zonlicht. Je kunt de kippen er gemakkelijk bij denken of andere privébeelden. Genoemd perspectief houdt halt voor een bakstenen muur. Het zou een varkensstal kunnen zijn vanwege die kippen. Maar net zo lief is het de muur van een Engels landhuis en kijken wij door een laan over een gazon naar een bordes en menen thee te ruiken in de verte of een ander privébeeld. Daar was het onder de bomen, daar moet je zijn. Als het gaat kan dit net zo goed een lege parkeerplaats zijn of deze half lege camping met een caravan in je ooghoek iemand die met een handdoek door het beeld loopt, ik bedoel: het gaat niet om de natuur, laat daar geen misverstand over bestaan. Het komt er gewoon door te kijken, geen zoeken, geen verbeelding maar het kijken dat je hoofd verlaat, gemijmer buiten jezelf. Dan is het er, voor iedereen anders, maar voor iedereen hetzelfde. Terwijl je hier zit ben je daar. Preciezer gezegd: je bent terug. [pagina 400] [p. 400] Er is geen eeuwigheid dan op aarde. We moeten een ander woord verzinnen. Geen tijd maar een plek. Waar je ooit geweest bent toen je nog niet wist dat je er was. Daar onder de bomen daar is het, daar ben je. Dat wil zeggen, je was er even voor je het zag. Een vuistslag op je volle maag. [pagina 401] [p. 401] In de schuur Alles wat hier is blijft Twee appels ruiken eeuwig naar hun toekomst In het rijstpapieren winterlicht Een kinderschaats (verdwijnend rood) Aan zijn riempje aan een spijker Drie kogellagerkogels glanzend In hun geur van stof oud vet Er koeren duiven op het dak Op een vergeelde krant Vijf bonen die ontkiemen naar hun toekomst Niets van wat hier blijft is ooit gekomen Ik had dit nooit meer mogen zien Als ik hier blijf verdwijn ik Loop ik daarom achteruit naar buiten Waarbij ik struikel en ik viel Als jij mij niet had opgevangen Je likt mijn nek Je trekt m'n hemd uit mijn broek Je streelt mijn buik [pagina 402] [p. 402] In het vertrek Ze draagt zichzelf de trap op ze komt thuis De taxi heeft haar kleren meegenomen De huisbaas heeft de huur betaald Ze heeft haar blauwdruk weggefaxt naar de hemel Probeerde men werd zij Met zo'n angstvallig liefdevol tonaal bouquet Dringend opgewekt gerustgesteld teruggehuldigd Naar het koude huis dat zij verliet? Ja Maar ze kwam thuis ze droeg zichzelf de trap op Ze nestelde in het koortsige vertrek dat mij begaf Nu maakt ze de ceintuur los van mijn kamerjas en kijk Op het ademloos buro komt het witte blad dwarrelend Vorige Volgende