Tirade. Jaargang 39 (nrs. 356-361)(1995)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 335] [p. 335] Gerrit Kouwenaar De tijd staat open De tijd staat open, het hijgt aan weerszijden of avond en donker elkander omarmen, het slaapt dat het kraakt in de stokoude boomgaard, zwanger van wanvruchten galappels wormen in het huis het gemor van adem, van waarheid dat de nachtschade hangt aan zijn leven dat de zaaier ontkiemt in zijn veldbed dat de groene woorden als kersen bederven bij vlagen het heden, de vragen, gesteun van de lage eenmalige bomen om een lange totale genadige zomer, om najaar, om winter - [pagina 336] [p. 336] Er is overal noodweer Er is overal noodweer grensgebied kortzicht ook onderhuids schrikt het donker zich bloot in het ingewoond huis knalt stilte op stilte op het erf kijkt een blinde zich doof gehoorzaam wat plaatsvindt, ontaard het gewone dat rose de rat in de borst van het lam dat onsterfelijk de page tot honing vernederd dat ledig de dar door de weefster omarmd dat binnen de spiegel zijn ogenblik afkeert dat buiten de verte stokt voor het hek - [pagina 337] [p. 337] Men moet Men moet zijn zomers nog tellen, zijn vonnis nog vellen, met moet zijn winter nog sneeuwen men moet nog boodschappen doen voor het donker de weg vraagt, zwarte kaarsen voor in de kelder met moet de zonen nog moed inspreken, de dochters een harnas aanmeten, ijswater koken leren men moet de fotograaf nog de bloedplas wijzen zijn huis ontwennen, zijn inktlint vernieuwen men moet nog een kuil graven voor een vlinder het ogenblik ruilen voor zijn vaders horloge - Vorige Volgende