Tirade. Jaargang 39 (nrs. 356-361)(1995)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Robert Anker Ballade van mijn zuster die mij opbelt om te vragen waarom ik haar nooit opbel Mit moin besta je nag ik docht ik most es hore Dat is m'n zus ze woont al veertig jaar in Hoorn kan netjes net als moeder ABN nadoen En het lukt ons ook niet meer om in de taal van toen Ernstig te zijn stilzwijgend of ontroerend Maar plompe ironie of gekkigheid gaat goed Met je zuster uit Lelystad zegt ze soms Zo heb ik haar een keer beschreven liefdevol Maar niet zo aardig vond ze maar het was niet háár Verstrooiing op het woonerf ‘onbereikbaar in haar moedige blijmoedigheid’ maar het is waar Ik ben haar broertje want tussen haar en mij gaapt De oorlog haar hartelijke hoofd bleef in de warme Buurt zij heeft niet de tocht naar de harkerige Koude hoogvlakte van het weten gemaakt Die ze mij benijdt als vrijheid goed het is waar Dat ik vandaar automatisch op haar huis ‘Tot het dak bemeubeld en bekleed zo vol Dat ze altijd praten moet en niet meer luistert’ Neerzie ik heb het dus wat hoog in de bol Zo men zegt maar is dit waar omdat wij komen Uit dezelfde verte waar alles hevig woonde Maar het klopt dat in ons dorp wij alles deelden Na elkaar het geurige hout de natte spreeuwen Maar niet je kat je kinderstrik de ouwe werk Plaas voor moin toid buur Germen hew ik niet meer kend [pagina 55] [p. 55] Nee bovendien vindt zij van mij dat ik naar haar Nooit luister en dat huis van mij dat vindt ze maar Kaal en raar daar in de stad op drie-hoog boven (Het is zo'n huis van na de breuk) en dat zij nooit Zou willen ruilen zij heeft in haar nieuwe wijk Tien kilometer verderop in nieuwe stijl Het leven van haar moeder en bewonderd door Die moeder die ook heus mijn moeder is voort Gezet (zoals haar kinderen weer het hare hebben Gecoverd) daar aan die kant van de breuk die door De eeuw loopt en zij is gebleven waar ze echt En iemand was en dat is ze gebleven recht En rond en ik jaloers op wat ik net zo hard Ontlopen moest omdat ik anders vast verstard En zo maar eerder denk ik dat het lot het zo En niet anders dus ik hou onmogelijk Van haar zoals van alles wat met haar verdween Zoals ik hou van alles en van iedereen Onmogelijk en gevaarlijk en voor altijd trouw Nôh heu jawel hoor ik besta nag en mit jou [pagina 56] [p. 56] Balladine van de telefoonpaal die mijn haperend spreken ondersteunt Want zolang hij deze kant op praat besta ik Al staat de bijl tegen mijn onderkant al klaar Nog zingt hier langs mijn dorre stam het dialect Dat in zijn wilde generatie de laatste stem Is kwijtgeraakt dit is de achterhoede van de Tijd zing verloren zoon zuster moeder tante Voordat alles voorgoed onder de grond verdwijnt Ik zal de zwaluwen volgend jaar wel niet meer zien Noch dit opgeheven staan hier ooit begrijpen Doe hem maar de taal vergeten die ik diende Dan is het eindelijk ook voor hem voorbij misschien Vorige Volgende