Tirade. Jaargang 39 (nrs. 356-361)(1995)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] [Tirade januari & februari 1995] Leo Vroman Nieuwjaar AAN HET HOOFD van mijn oud gezond verstand en lichaam. Nieuwjaarsgroeten. Ik lig met AIDS en zwaar gewond door een verslaafde, aan Uw voeten. Vertel mij dus weer van rechtvaardigheid. Maar vlug ik heb nog zoveel dagen nogal een drukke stervenstijd ben al aan het vervagen heb al beenderen in mijn maag en brokken naziel in mijn ingewanden. Leg dus Uw fijne handen om mijn hals en wurg mij maar weer heen en vind meteen een plaatsvervanger. Volgend keer blijf ik misschien wat langer maar aan dit leven hoef ik geen verslaven, ik zal onverwoestbaar door mijn droom heen slapen. Doodsstrijd? Ik heb mijn oud eerwaardig wapen: onvoorwaardelijke overgave. Kijk, Uw zon komt op, verwarm U maar. Voor U is ieder jaar het zelfde jaar. [pagina 3] [p. 3] Drijfzand 1. Zomer voorbij. Badhuis WC dichtgenageld met gedeukt metaal, de struiken krom en moegestreden, de middaglang vol avondlicht schijndood was het allemaal onder het vernissende verleden. Op een van de piknik tafels al jaren her door herfstwind ondergraven en door de baren weggezogen stond een manvol zwarte wapperjas en witte haren, ietwat gebogen, hoed in de hand en hield een wilde toespraak tot het zand, het strand, de lege blikken, bruine scherven van vervelde degenkrabben, de zee, de overkant, een onzichtbaar vaderland in een vervreemde taal. Zelfs de dode dingen staan te sterven, dichtgenageld allemaal. [pagina 4] [p. 4] 2. Dit gebeurt mij al te vaak: als ik mij uit een droom ontwaak om iets daar niet van te vergeten vind ik een leven dat ik niet herken, niet begrijp of liever niet wil weten alsof ik daar toch nog een vorm van ben. Ik loop of zeil door straten, buitenwegen, zigzag, waaruit behoort te blijken dat ik voor anderen tracht uit te wijken maar ik kom niemand, niemand komt mij tegen. De van holle huizen volle stad wordt stap voor stap stiller en leger. In al het nachtzwart van die dromen kwijnt een grauwgeworden winterlicht. Zacht gaat een deur achter mij dicht. Ik ben dus thuisgekomen alsof ik aan dit spookstof toebehoor. Maar altijd kom jij als een afspraak voor een die ik steeds verkeerder maak. Daardoor denk ik droom ik door droom ik haastig door tot ik ontwaak. [pagina 5] [p. 5] 3. Een dag na de storm waren we naar het strand. De straten waren groen van afgerukte blaren. Slordig door de herfstlucht omwonden sloeg het al over onze hoofden heen het gedonder van de branding minuten voor wij aan de branding stonden. Je zei geloof ik ongeveer Toch zou ik donderslag niet meer bruisend kwam het roomsop neer ergens anders zware Donderslag sissend verging het schuim tot water Donderslag als ik ooit later gesis van duizend kantelende dode Donder in mijn eentje Slag dode schelpjes fijngeslagen sissende terug naar zee gedragen worden steeds fijner donderslag maar wel in een kleiner apartmedonderslag want vrijdag zaterdag zondag sist hun zand nog na elke donderslag Leo Vroman Brooklyn, 10 jan. 1995 Vorige Volgende