Tirade. Jaargang 38 (nrs. 350-355)(1994)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 261] [p. 261] Herman Coenen Kijker op volle zee Het is, wanneer je het oog aan de kijker overgeeft, alsof je plots in een ver verleden voorover valt - hef nooit het glas zonder reden, of, als het je overkomt, zonder te geloven in wat je ziet -, meeuwen in tientallen rijen stuiven op je af, je hoort ze niet, oorlogsbodems, kleine scheepjes, driemasters schuiven door het beeld en je eigen hand glijdt daar doorheen schrijvend, lieve ouders ik ben op weg en weet niet waarheen, maar nu al heb ik mijn gewicht verloren. Op het eiland wacht de weegschaal, en het eerste bord havermout. Stuur mij geen eten, stuur mij een kaart van jullie hand. Er is een toren die vuur geeft om 's avonds bij te lezen. Stuur mij ook een kijker om later, als dit lang voorbij is, weer doorheen te zien, de vogels, de zeehonden, de branding en jullie handen zwaaiend boven het eenzaam, eenzaam zand. [pagina 262] [p. 262] Eilandgasten We hadden daar een kajuit, het verblijf van een oude kapitein in rust, het eiland als een schip om ons heen. Door het kleine raam de waaiende grashalmen langs de helling van het duin. Zon, gele brem, je wist mei, en daarbuiten op de kale zandvlakte die kolom van rook waarin alles opging wat er nog aan resten lag verspreid. Het eerste schaap over de dijk, haar lammeren geroosterd, in de verte tussen het blinkend gras jonge paarden, kalm, van niets bewust dat op hol moest gaan. 's Middags, als de zon naar binnen scheen, spreidden wij de deken over ons heen, zag je het ademen in haar schouderbladen, de licht uiteen waaiende haren onder aan haar schedel, leven dat als een scheepshoorn loeide, en alles deinde, wanhopig omdat iets vlot moest gaan wat nog in de trossen lag vastgeknoopt en riep en riep, hoog gierend met een stem van sirene, ketsend, kermend in het trillende kwadraat van het dunne raam. Vorige Volgende