hierbij dat Timmer voor de Tweede Wereldoorlog langdurig verbleef in de Sovjetunie en daar velen heeft gekend die hem over dat élan nog uit de eerste hand getuigenis hebben kunnen afleggen, toen het allang mors- en monddood gemaakt was.
Voor iemand die, als ik, de koude oorlog heeft doorgemaakt - waarbij ik alleen psychische schade opliep - en die de oktoberrevolutie alleen maar kan zien als een (weliswaar onontkoombare) ramp, is het vrijwel onmogelijk zich weer in dat élan in te leven. Het is door de latere ontwikkelingen definitief vergiftigd. Alleen daarom al was het voor mij zo goed als onmogelijk Majakovski's propagandistische poëzie te vertalen, die zo gruwelijk door de stalinisten en hun opvolgers tot voor kort is gebruikt voor doeleinden die lijnrecht indruisten tegen de intenties van de dichter. De geschiedenis heeft tussen mij en dat werk - de literaire waarde ervan daargelaten - een ondoordringbare wand opgetrokken. Timmer is het vroegste sovjetwerk van de dichter vrij positief blijven beoordelen. Dat kon iemand van zijn generatie blijkbaar nog opbrengen.
Die positieve beoordeling springt er temeer uit, omdat hij niet rept van Majakovski's werk van voor de oktoberrevolutie, dat zo duidelijk maakt waarom de dichter niet anders kón dan opteren voor die omwenteling. Evenmin maakt hij gewag van Majakovski's liefdeslyriek en -epiek en zijn belang als voorman van het Russische futurisme, in welke hoedanigheid hij direct aansluiting en erkenning vond bij de avantgarde buiten Rusland. Maar dat zou het kader van zo'n klein artikel ook te buiten zijn gegaan.
Hoofdzaak is dat Timmer de integriteit van de bij ons toen vrijwel onbekende dichter liet uitkomen. En dat nog wel tegen de achtergrond van een... Lenin-citaat. Lenin, die het werk van zijn afgodische bewonderaar Majakovski niet begreep, maar dat althans eerlijk toeschreef aan zijn onbevoegdheid in literaire aangelegenheden.
Voor de ontwikkeling van Timmers oordeel over Majakovski leze men zijn schitterende essay Een luidkeels uitgeluide periode in de bundel Rusland zwart op wit (1966), waarin ook het voorrevolutionaire werk van de dichter het volle pond krijgt.
De slotalinea's laten zich lezen als het uitstippelen van een werkprogramma dat Timmer in de vijfenveertig jaren daarna met nooit falende inzet zou realiseren. Ik kan alleen maar betreuren dat deze harde werker met zijn grote kennis van die periode niet vaker op het thema Majakovski is teruggekomen.
De transcriptie van Russische namen werd in overeenstemming ge-