Dit is pas echt een saaie foto, er gebeurt niets in deze vreselijk kleine ruimte. Waarom blijf ik kijken. De korrel misschien, iets tussen je ogen en je vingertoppen, een samenzwering in verband met stof. Haar hand. Waarom is haar hand zo griezelig - de linker, vol vlekken, duim tegen de snee van haar boek. Een beetje gezwollen, vooral op de gewrichten, niet misvormd, een gewone oudemensenhand. Grijs, donkerder dan haar gezicht. Je ziet de duimnagel, de nagelriem, een beetje de pezen in de handrug.
Waarom juist deze hand. Handen genoeg op uw foto's, van violisten, rokers, geliefden; een heer die, handen op de rug, een stel op een bankje bespiedt; de op een vleugel lijkende geheven hand die een klein rond spiegeltje vasthoudt voor iemand die zich op straat staat te scheren, in 1930.
Waarom dan juist deze, ik kan mijn ogen er niet van af houden. Hoe deze hand de driehoek ophoudt die haar zittend bovenlijf, kussens in de rug, vormt met het bed. (Naast haar de spitse zwarte driehoek van de kier. Verder is alles recht, met hier en daar iets ronds dat toch ook weer recht wordt.) Hoe dat vertelt wat deze hand zo meteen zal gaan doen, het boek wegsmijten, de kussens uit het bed duwen, het glanzende tafeltje met het tinnen kannetje en de tinnen beker en de tinnen pot omgooien, de gordijnen stuktrekken, het touw losrukken, als er iemand komt is zij dood.
De mogelijkheid van een vlucht uit de foto staat gelijk met die vlucht.
Er is iets met plaats, noem het patroon (kringen in het water rond het gezonken steentje). Je zit in de tuin tussen struiken, verderop rijdt de trein naar A., iets verbrandt, een mier loopt over je arm. Het gaat allemaal zijn gang, binnenin je raakt het elkaar even aan.
Ik denk dat dit het is waardoor, in deze foto's, uw fameuze vormgeving niet verveelt. Niets begint bij het begin. Het beeld een uitsparing. (Wijdte.)
1930, een kruising in Blois. Je kijkt van boven op een diagonale T van plaveisel, gelegd tussen stoepranden en een eindje dak dat plat op straat lijkt te liggen. Fietsers, een mannetje met scharende beentjes. Ongeveer in het midden een man op een kar die een paard de hoek om ment. Fragmenten huis op de diagonalen. Voor ‘...our Transmissio...’ staat een gezadeld muildier naast een postbode die praat met iemand in een stofjas. Het licht komt van daarnaast, uit een steegje, eerst zit het ingeklemd tussen schaduwen maar zowat ter hoogte van de kar stroomt het los en breeduit over de afdruk.
Door het merkwaardige perspectief lijkt de straat overeind gezet, elk