Tirade. Jaargang 33 (nrs. 320-325)(1989)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 553] [p. 553] Tonnus Oosterhoff Jack Palance Het onschuldig geval wuift tot strakjes. De kers bloeit. Ceintuur en corsage. Tot strakjes. De winkels zijn vlakbij. Dit hier Betty is propvol vertrouwen. De brug aan het eind van het pretpark tilt haar gedienstig het beeld uit, voert verder naar dadelijk verder. Nu worden uit de feestkers gesneden een schouder, een kaak en een hoedrand. Vermetel geslepen verloofde. Hij wankelt haast onder zijn plannen. Dit is niet de man die hij voorgaf. Kan dadelijk worden voorkomen? right at you! Die ziedende glimlach. De knieën bedwingen het plankier, niet het olie zwetende water. Hijgend kromt hij zich over zijn wonden, stervend, dus op zijn gevaarlijkst. Jack, het publiek mag je werkelijk lijden. Veel pijn samen. Nu samen creperen? [pagina 554] [p. 554] De kleintjes hebben, je kunt het ze niet kwalijk nemen, het speelgoed weer laten slingeren: de springbal, de zoete traktor. Middagvrouw haalt alles binnen met armen vol. Afgeleefde glansogen trekkebenen in het honinggazon. De man met de gele bloes komt langswandelen. Hij kust zijn apricot poedel: 'Snoes.’ Daar ligt de kaleidoskoop. Ook de kaleidoskoop raapt middagvrouw op. De voorwerpjes glijden eruit. Vorige Volgende