bron van ergernis? Ik heb ze niet geteld maar in zo veel alinea's komt u terug op de zinloosheid van emoties als teleurstelling, bitterheid en haat dat het bijna niet anders kan of u heeft het zwaar gehad met uw medemens. Voortdurend schrijft u de lezer voor hoe zijn houding ten opzichte van de ander dient te zijn. Pas toen ik uw boek voor de derde keer las, of liever: delen eruit, zag ik dat de letterlijke vertaling van de Griekse titel is: To Himself. Aan Hemzelf, of Tot Zichzelf. Dat maakte dat het boek me nog dierbaarder werd. U bent niet mild en geduldig van nature. Door te schrijven herinnerde u zichzelf eraan hoe u zou kunnen zijn, het was een poging om uzelf te vervolmaken.
Te midden van anderen. De droom van een hutje op de hei vond u belachelijk: het is geen kunst in alle afzondering helder te blijven denken, een evenwichtig, onbaatzuchtig mens te zijn. (Intussen schreef u dit boek, uw enige, wel toen u net weduwnaar geworden was; ver weg van het hofleven, in de afzondering van een regeringshutje in het mistige Donaugebied, waar u heengegaan was om de barbaren tegen te houden.)
Er zijn schrijvers die je leest uit een behoefte om je illusies te laten afnemen. U behoort tot dat type schrijver, alleen u eist meer. Na hem al zijn illusies te hebben ontnomen, stuurt u uw lezer terug de wereld in. U staat niet toe dat hij zich van de mensen afkeert. De gedachte aan een geïsoleerd bestaan zonder noemenswaardige verantwoordelijkheden wijst u af, ziet u ook als een illusie.
Alles wat u schrijft is een poging innerlijk en maatschappelijk leven met elkaar te verzoenen. Het een kan niet zonder het ander. De denker en de bestuurder - u wilde ze allebei dienen. In dat verband maakt u een prachtige vergelijking. Het maatschappelijk leven vergelijkt u met een stiefmoeder, het innerlijk leven met de natuurlijke moeder. Stel dat een mens op een dag ontdekt dat hij ook een echte moeder heeft, zou hij zijn stiefmoeder dan de rug toekeren? Nee, hij zou ze om en om bezoeken.
Zelfs uw metaforen zijn maatschappelijk te noemen. Ook daarin bent u bezig uw twee moeders met elkaar te verzoenen. In een passage die ik niet meer terug kan vinden omdat ik bijna al uw alinea's heb aangekruist, zegt u: als we het immoreel vinden dat de ene mens de andere opdrijft, zouden we het ook immoreel moeten vinden dat we onszelf tot uitputtens toe afmatten, door telkens terug te blikken op pijnlijke gebeurtenissen in ons leven, door ons zorgen te maken over dingen die in het ver verschiet liggen.
Als niets meer helpt, Marcus Aurelius, lees ik u. Als ik in een hangmat lig