Deze voorbeelden zijn te scherp getekend. De meeuwen, de rob, de vlokken schuim, ze gingen op in een veel groter geheel. Je hoefde niet voor ze te kiezen, altijd was er wel iets dat aan hen raakte, de kist naast de meeuwen, de twee meisjes die naar de rob stonden te kijken, de snelle voeten die de vlokken schuim kapot trapten.
Verder liep ik, steeds verder tot waar geen badgast meer kwam. Het was hier zo ruim, er diende zich iets aan wat ik al langer kende, toch maakte ik het voor het eerst mee. Duidelijke kleinigheden als een kist of een meeuw, ze trokken mijn aandacht niet meer. Ik zag grote lappen van de hemel, van het strand en de zee, ze waren zo uitgestrekt, geen plek bood houvast, bij elke draai van mijn hoofd wijzigden zij hun houding, hun vorm.
Ik stond stil, iets moest ik van hen bezitten, iets moesten zij mij afstaan of te leen geven als een teken dat ik ze had gezien. Toen sloop er geel in het zand, blauw tintte de hemel, de zee lichtte zilver-wit op.
Een jaar later liep ik op de wadden, een namiddag in de zomer, nu waren er zelfs geen duinen meer die water en zand beperkten. Het was toevallig land dat zijn grenzen per minuut opgaf, ontkende, steeds weer ontstond. Die winter had ik gezien hoe blauw het licht boven bevroren sneeuw was. Ik had de bioscoop niet meer nodig, het was of ik de kleuren nu zelf kon maken, rose was het licht boven de horizon, de plantjes op het wad waren nog lichter dan lichtgroen, ik rende door binnenzeeën van land naar land...
De aal, het palet, misschien ook de muts van de koetsier, wie moest zijn welvingen afstaan, tijdelijk afstaan aan de wadden waar de zee, het zand en het licht die zo goed kunnen gebruiken, de welvingen van alle kanten moeten betrekken om ze daar overweldigend overbodig te laten zijn?
Door ging ik, door, het water spatte op, de clown de luxe, het wit van zijn voorhoofd, het licht moest er hier wel aanspraak op maken, geen wit is zo ernstig en zilverig als boven die wenkbrauwen, omhoog, omlaag, als boven de verspringende grenzen tussen wad en zee...
Natuurlijk, het kasteel had ik eens moeten zien om te weten dat het hier de afmeting van speelgoed zou hebben. De schutting, de hand, ze geloofden zo hevig in voor en achter, wisten niet dat die begrippen ook tijdelijk afwezig kunnen zijn. Voor en achter, ik zag ze verdwijnen, in elkaar opgaan, het wad werd overspoeld.
Bij zoveel richting zwenkte ik zonder reden. Beweeglijkheid, ik was het nu zelf geworden, gewicht, kleur en grootte vielen samen met mijn lichaam, de glinstering van het water schoof over mijn voet.