soort atlaskaart voorstellen waarop ik zelf in het midden sta of lig, en - mijzelf als onbekend terrein wit latend - de intensiteit van mijn liefde in kleur uitdruk, bijvoorbeeld van heel donker bruin (dol op) naar wit (geen gevoel), terwijl horizontaal de lichamelijke andersheid, en verticaal de geestelijke andersheid wordt uitgedrukt. Nou, Tineke is alvast geen man zoals ik, niet wit maar lekker Indischbruin, komt maar tot mijn kin, heeft een geheugen, een totaal on-ikkig handschrift en houdt niet eens van computers maar houd meer van mij dan ik, dus horizontaal een eind weg van me, en verticaal vlakbij. Kleur haar plek op de kaart, een eindje van mij af, zwart. O ik ben natuurlijk ook wel dol op wittere vrouwen: Jetske, Gena, en een paar andere die ik ken. Maar ik ben toch wel net zo gek op donkerdere vrouwen die ik nauwelijks of helemaal niet ken. Er zijn bepaalde en onbepaalde Zwarte, Chinese, Japanse, en Indonesische meisjes en vrouwen: Peggy D., Laurent, Erin, Lina, die ik niet graag in ons bed zou vinden maar waar ik graag voor zou sterven als ik daar tijd voor had. En de overeenkomstige mannen en jongetjes dan? Ach ja, maar een stuk minder. En witte Joodse mannen van mijn leeftijd? Tja, ik hou eigenlijk wel van alle levende dingen.
Die kaart begint er dus vreemd uit te zien: hij lijkt wel donkerder te worden hoe verder je van mij weg bent, tot een zeker punt. Het roomijs en de stroopwafel zijn lichtbruin, maar het hele planten- en dierenrijk tussen mij en de stroopwafel in is behoorlijk donker, en heeft lange armen die waarschijnlijk met dikke bijna zwarte knobbels eindigen ergens in het heelal waar een levend warm Iets bezig is voor zichzelf te zorgen.
Zou ik dan voor dat Iets willen sterven? Het vlakbij wachtend onbekende binnengaan uit liefde voor het heel verre nog onbekendere? Ja, dat klinkt wel aantrekkelijk, moet ik bekennen, ook al is het mooi weer vandaag.
In de toekomst, als computers veel ingewikkelder en onbegrijpelijker worden, en als er meer en meer nieuwe dieren- en plantensoorten in laboratoria worden gemaakt en dan losgelaten, dan zal er zoveel levends en onlevends komen om lief te hebben dat ik alleen aan de uitbreiding al onder zal gaan.
Voordat ik uiteen zou spatten, zou ik dan misschien begrijpen dat ik alle structuur liefheb, want dat begrijp ik nu al een beetje. Wie op dit punt zegt dat dit alles maar een soort oppervlakkige vorm van liefde is, die zegt per