Francis Baker met haar los gepermanente krullen kondigde net aan dat er een interview volgde met de moeder van het jongetje dat vanmorgen niet op school was verschenen.
De vrouw was klein en droeg een rond brilletje. Ze leunde zwaar tegen een houten brugleuning.
‘Hier heeft Pete hem achtergelaten. Zijn veter zat los, zei Jonathan. Loop jij alvast maar door Pete, zei hij.’
De camera zwenkte weg van de vrouw naar wat struikgewas en een heuveltje met drie berkebomen iets verderop.
‘Hier ergens moet de dader zijn kans hebben afgewacht,’ zei Francis Baker buiten beeld. Ook buiten beeld begon de moeder nu te huilen. De camera zwenkte ijlings terug naar haar verkrampte gezicht. Nu kwam ook de verslaggeefster in beeld, een meisje met kort bruin haar en een leren openhangend jek. Ze lichtte de kijkers in over het signalement van Jonathan, het verdwenen jongetje.
Een man in een driedelig pak begon over rentepercentages. Ze draaide zich van het scherm af en liep naar de badkamer. Op het kofferrek lag een koffer met de deksel omhoog. Grote mannenonderbroeken en een krulset zag ze nog net voor ze het deksel met een klap dichtsloeg.
In de volgende drie kamers zag ze de aankomst van nog meer brandweerwagens en ambulances bij het pakhuis, opnamen van de verlaten boardwalk op Coney Island met in de verte wat joggende mensen en shots van zwervers die op de rotsblokken van Central Park lagen te slapen.
Om half een voegde ze zich bij de andere kamermeisjes in de personeelsruimte, rechts van de brandtrap. Marilyn, Beryl en Cherry zaten met een kop koffie achter een van de witte formica tafeltjes in de verder kale ruimte naar de televisie te kijken.
‘What's new,’ vroeg ze toen ze binnenkwam.
‘Er zijn tips binnen,’ zei Beryl en rekte zich behagelijk uit. ‘Jonathan is op de hoek van Broadway en de 112e gezien, samen met een man. Ze sprak de naam van het jongetje uit alsof ze hem al jaren kende.
‘En de man op het dak,’ vroeg ze.
‘Wil er niet afkomen,’ zei Marilyn terwijl ze een sigaret opstak. ‘Kijk maar.’
De jongen stond tegen een van de matglazen dakkapellen geleund, zijn armen slap langs zijn lijf. Op het uiteinde van de magyrusladder, die tegen de dakrand steunde stond een brandweerman met zijn helm op zijn rug en