Tirade. Jaargang 31 (nrs. 308-313)(1987)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 623] [p. 623] C.O. Jellema Terhorst Altijd zoek ik hier wat ik vind: het dennen- Bos, de heideplas met de meeuwen. Jaren Later. Altijd kom ik om haar die moeder Voor mijn gedachten Was, de plaatsvervangende, naamloos, eisend Niets: natuur, bevrijdend ook vroeger mij van Plicht. Gewichtloos lijkt nu die plicht, een kind valt Zwaar ook het kindzijn. Zweeg zij toen ook? Zijn mijn gedachten veilig? Kijkend naar een rups, op het zandpad hurkend, Dacht ik niet, want blik werd beweging en geen Tijd die voorbijging: Ogenblik - het later nooit zo beleefde -, Zijn wordt kijken, helder bewustzijn, droomloos; Rustend ligt die ene beweging open Onder de hemel, Ordent in mijn aandacht de ruimte. - Jaren Later breng ik wat ik hier vind terug als Vond ik het opnieuw. Aan de scheefgegroeide Vliegden, die vroeger Schuilplaats was, herken ik herinnering. Want Kijken is al beeldspraak. - Maar mooi blijft in de Plas nog met de meeuwen hoe roerloos zich de Hemel weerspiegelt. Uit: De toren van Snelson (Amsterdam 1983) [pagina 624] [p. 624] Terhorst Liet ik jou iets zien: de jeneverbessen, van de hei 't geblevene, hier de paden die ik ken. De ware. Want wat ik zie is niet te bekijken. Toegevoegd nu jij aan de beelden, dierbaar beeld, gedacht ook vroeger in deze scène reeds, al was niet jij het en niemand die ik kende dan dromend. Nam ik jou wel waar? Gaat het mij niet steeds weer om herdenking? Zo de jeneverbessen, zwijgend dicht bijeen, nu herinnerd zonder jou pas ondenkbaar. Waarom zwijgend? Vorm in zichzelf, gestalte, zomer, winter, niets te verliezen, zoals bomen blad, - hun blijvend gelijk, gerede vorm voor gedachten. Komen in de schemer tot leven, lijken sprekend dat wat ik in hen vrees, mijn eigen angst van toen, van kind voor het raam, de wereld duister daar buiten. Ben jij zo ook? Enkel de vorm waarin ik denk? Verander jij in de schemering straks ook? Als ik, dan weer voor een raam, de angsten ken voor het vreemde - Wie ben jij dan, wat had ik lief in jou toen wij daar waren, ik jou liet zien de hei, maar welke, paden, welke - want nooit zal ik door jouw ogen kijken. Uit: In de koude voorjaarsnacht (Amsterdam 1986) Vorige Volgende