Tirade. Jaargang 29 (nrs. 296-300)(1985)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 493] [p. 493] Johanna Kruit Gedichten Wintermiddag Het stille water van de winter is dun als gedachten kunnen zijn. Ik loop de sloten langs. Bedenk hoe groot geluk kan zijn als je je niet vergist in tijd. Zo wijd het oude achterland dat ik vertrouw. Een verre reiger gaat met grijze vleugels dalen. Later staat hij uitgeknipt tegen de hemel. Aan de rand van mijn gedachten zie ik hem staan en ook ineens mezelf over nog twintig jaar. Tientallen beelden schuiven in elkaar en weer uiteen. Ik loop ontdaan de polders door. Thuis vouw ik mijn verdriet zo klein ik kan. Jij lacht en weet het niet. [pagina 494] [p. 494] Het laat zich niet genezen jeugd die naar heimwee groeit. Door alle dagen vloeit zoiets als zachte regen. Vogels bewonen zichzelf zonder angst om de tijd te verliezen. Misschien dat ze daarom wel vliegen zij komen en gaan vanzelf. Zo dun als water lijkt leven voor hen die niet kunnen stijgen boven heimwee. Zelfs als je blijft zwijgen kijkt het om, en dan lacht het even. [pagina 495] [p. 495] De school is in. Ik ben er niet maar kom er aan en uit de gang de meester die te laat zijn ziet als iets van levensgroot belang. Zo duidelijk onzichtbaar loop ik weg. Vanwaar ik kom gaat hem niet aan. Mijn mond verzwijgt een lang gesprek dat daarover moet gaan. Terwijl ik schrijf wat ik niet mag van hem, groeit nieuwe zekerheid om wat ik bijna wist: nooit zo volwassen zijn dat ik me steeds vergis. Vorige Volgende