Tirade. Jaargang 28 (nrs. 290-295)(1984)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 738] [p. 738] Miriam Krekel Gedichten Showboat Zit ze te balen en zit ze te verlangen Zou ze wel een uur lang willen braken en het raam uitvliegen in haar lege huid. Dronken van lucht, als een walsende libelle vliegt ze weg uit de stad. In een droom van blauw en bekoring. Een uur of acht en duizenden zeemijlen verder de perfecte landing op het dek van ss. Mauretania, Paf staat de bemanning, paf staan de passagiers. De kapitein biedt haar zijn grijze arm en stom en statig loopt ze naast hem naar het middagmaal, een bord vol rijstebrij. [pagina 739] [p. 739] In het park De drumband gaat voorop met roze benen holle hoeden. Aan hun ligt het niet dat het gevolg niet past. Twee kleine jongens zeulen met het hoofd van een dictator die zestig jaar geleden zijn land verrijkte met het europese schrift. Het blauw-wit van zijn ogen schift bij deze zon, op deze bodem waar zijn volk nooit oorlog voerde maar in bruikleen kwam vegen. Daar gaan de kinderen. Verkleed als generaals, als bruiden, in dit groen waar ze anders voetballen en kletsen. Nu paraderen ze vanwege iets, ooit, in een land waar ze misschien wel nooit meer zullen wonen. ‘Leve de kinderen’ staat op de bordjes die zij dragen. [pagina 740] [p. 740] Voorjaarsvrees De reeks van huizen die ik heb bewoond heeft steen voor steen iets van mij afgebroken. Het overblijfsel is zich weer eens aan het hechten we moeten bouwen. En humus maken. De walnoot die we gisteren samen plantten was al vrij groot en dik. Hoger dan jij zelfs. Zijn wortels hebben we gesnoeid ik moet hem deze zomer goed bewaken. Zomer. Die overdrijving waar ik niet goed tegen kan. Bruisend vullen de kleuren mijn hoofd ik tol. Ik stijg zometeen nog op. Hoeveel draden van walnoot, zaaibed en huisgezin zouden mij, het blijven niet gewoon hier blijvend kunnen binden? [pagina 741] [p. 741] Herinnering Toen ik het schrijvertje dan eindelijk te pakken had veranderde de wereld bliksemsnel. De lucht was groen, de tuin verdwenen mijn zusje hoorde ik niet meer. In het volslagen vreemde element duikelde ik en voor ik barstte schoot ik weer naar boven. ‘Waar zijn me slippers?’ was het eerste dat ik uit kon brengen. Pas jaren verder wist ik weer waarom ik even later in de deur stond druipend, met een handdoek om mij heen. Mijn zusje viste lachend de nieuwe slippers uit de vijver. Het was zomer. [pagina 742] [p. 742] Les in stap voor stap sterven Hoe moet ik dit je leren zoon, met je rechte benen? Laten we beginnen met een vlieg. Die mep je dood als hij je hindert je màg het zielig vinden maar dan wordt leven ingewikkeld. Voor een geplette muis geldt hetzelfde beter is het vies te vinden. Die pony was erg. Toch is dat vooral de grootte. Die muis was net zo levend eerst. Ja-mensen-gaan-ook-dood-maar-pas-als-ze-heel-oud-zijn. Bij ons duurt dat nog lang. Dit schip vliegt de lucht in. Dat geeft niet al die mensen kunnen zwemmen. Van schietgeweren en granaten wil ik niet vertellen. Voor mij bestaan ze niet. Ik hoor dat jij het wilt proberen. Dat doe je dan maar als je groot bent. Vorige Volgende