Tirade. Jaargang 28 (nrs. 290-295)(1984)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 725] [p. 725] Anton Korteweg Veertig Met ellebogen Ik zie mezelf al veertig jaar, waarvan de laatste jaren vol begrip: kijk, zo ben ik. Nu ik niet kan verzuimen nog het liefst in blauwe trui, met ellebogen, maar als 't moet in pak en in de plooi, wat meer verdient. Soms ben ik hier, dan daar. Meestal beweeg ik oog of hand over papier. Ik zeg niet dat het helpt, maar doe het al zo'n vijfendertig jaar. En kan ook niet veel anders. [pagina 726] [p. 726] Goed Goed, je regelt wat, hebt je voorzien van vrouw, zoon en dochter, in deze volgorde, je een huis gebouwd, carrière gemaakt en hoort bij van alles. Lopend door de natte bladeren denk je aan alle dode takken in je leven. Thuis wacht de afwas, is het niet meer dan éen keer per week. Hoede Dat je, al was het maar éen maal, je staf zou nemen, slaan, en wij dan samen doodsbang waadden, zij onder muren van water bedolven. Je roept alleen ‘klaar, over’, steekt je pannekoek omhoog als in de verste verte niets beweegt. Zo kom ik al te behouden aan. Geen belagers, laat staan vergaan. [pagina 727] [p. 727] Brandend We hebben het toch gezellig, niet waar, wij, samen? Maar het gaat wel hard. Vijftien jaar geleden op elkaar in het warme zand van een Noordwijkse duinpan. Nu kleums naast mekaar, elk op zijn eigen elektrische deken. Voor onderweg In een hoek van een hok als een poes. Op een vod. Met op m'n schoteltje je hart als leeftocht. Vorige Volgende