Tirade. Jaargang 28 (nrs. 290-295)(1984)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 626] [p. 626] Michel Huisman Gedichten De nacht prachtig en trots is een pauw De nacht prachtig en trots is een pauw als de sterren krimpen en blauw het licht verrijst als de grijzen uit een kan van porselein. De maan draagt een zwarte jas met gele randen en maakt de ochtend vochtig als een moeder, als de rivier al van zilver is en je boven bodemloos veel grond oprijst als een madonna naast me. Musisch komt de wind van overzee nu de zon gaat pralen en gaatjes in je ogen priemt. De zee maakt herinneringen zoet en de tijd die randen speelt langs je mond strijk je weg met gebaren die ik wil bewaren als een relikwie. [pagina 627] [p. 627] 's Winters was de zee lichtblauw 's Winters was de zee lichtblauw en leken de lichtjes schimmels. We rookten dan als ketters met koolstof aan de vingers: - wit fosfor de kleur van het gelukkige. En keken neer op het gebelgde zink dat we aan de toog verloren. O zachte handen, zacht als vroeger. Onze adem blond als bier of de kleverige kleur van een schilletje, wit geritsel ‘en je armen satéstokjes op de plekken waar we parkeerden in de wagen’. O zachte handen, nog even springerig en geëlektriseerd, als was het nacht. [pagina 628] [p. 628] De 4e mei Over de Schelde voor de haven voer de Riocras. Als in een oorlog hield de horizon de toekomst als een schuifdeur open. De vogels hielden stilletjes hun bek. Onze tranen verhard als achter glas. Het licht opgebaard op onze handen. De blik stuurs op het verleden. De nieuwe B.S. met roze petten, het eigen verleden zoet als suikerspek verkankerend. Onze fietsen stonden in files achter het cachot op slot. Over bleef het hartzeer voor wie goed was en mieren hield in het donker. De blik gleed over wat verdwaasde blauwe irissen en witte violieren op groene wankele stengels en anjers rood en wit als van as. En over de Schelde voor de haven voer de Riocras. [pagina 629] [p. 629] Zondagmiddag Voorbij de wiekslag van de morgen: grijs als water glijdt de zon over de Schelde. Op zondag slenterend met een toevallige vriend langs de rivier, vertellen we onze leugens leunend als verdwaalde vogels tegen de lucht. Om de verveling te verdrijven, zoals het lange kijken naar de liefste in de kerk. Bij hoog tij het schuim van de Schelde boven de dijk: een rij boerinnen met witte mutsen. In de wolken dezelfde gezichten uit de geschiedenisles. En praten tegen de verte aan, langzaam en stoer - zoals een dijk schuift in zee en de wind met de nagalm van psalmen - grijs en gewijd. Vorige Volgende