Tirade. Jaargang 28 (nrs. 290-295)(1984)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 267] [p. 267] Cees van Hoore Gedichten Lepeltjesgewijs Aan mijn voeten ligt de schaduw van iemand die is weggeraakt. (‘In spiegelbeeld’ melden archeologen maar heeft zij zich niet zélf omgedraaid?) Ik doe een stap opzij en uit haar schuift míjn schaduw - een rusteloze. Prikt het zand misschien? Ik ga door de knieën voeg mij naar haar: dit is geborgenheid vóór Christus, 1610. [pagina 268] [p. 268] Gelukkige hand Augustus is behoedzaam te voorschijn gepoetst. Dié glans kwam terug, maar zie wat er nog van de eigenaar rest: zijn brosse vingerkootjes, middenhands- en sesambeentjes liggen gekromd alsof ze iets hebben omklemd. Mussen hippen op zijn ribbenkast; dit laddertje bevalt hun best. Hij is gaan grijnzen mettertijd. Misschien wel om de benen dobbelsteen die eeuwen later uit zijn hand rolde. Op zes. Vorige Volgende