Tirade. Jaargang 28 (nrs. 290-295)(1984)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] Cees van Hoore Gedichten Avond op het land Sloten vol groene paletten; uit elk duimgat steekt een in gele verf gedoopte kwast. Overhemden juichen op een achtererf. De wind haalt zijn grove kam door het gras. Achter een venster worden gezichten schoksgewijs belicht alsof ze naar een reeks explosies staren. Gelaten sleept vee zijn doedelzak mee. De verte is bepluimd met sproeiers die de aarde laven. Een haas richt zijn oren. Het is de indiaan niet die uit mijn jeugd geslopen komt. Huiswaarts fiets ik. Zwijgend. Zo komen er nooit vliegen in mijn mond. [pagina 78] [p. 78] Flush Verslaafd aan het applaus van eenden hun vlucht boven het ven. Diep snoof hij de dood in zoals de wijnkenner een vreemd bouquet. Van patrijzen die hij aandroeg kneusde hij geen vleugelpen; ze schenen uit stillevens te zijn weggegrist. Nu de wind het gras tegen de aarde houdt zie ik hem weer: hij graaft verwoed op de plek waar hij ligt. [pagina 79] [p. 79] Samos De rustige omgeving klopt: dit verblijf biedt uitzicht op een kerkhof 's Morgens haalt een vrouw de vazen weg. Zeelucht vreet in. Tegen de schemering - o, welke vogel in de heg fluit telkens hetzelfde? - brengt zij ze gepoetst en zonder bloemen terug naar de graven. In de laatste vaas bekijkt ze snel haar mond. Nooit zag ik iemand mooier en trouwer een leegte ronddragen. Vorige Volgende