Tirade. Jaargang 28 (nrs. 290-295)(1984)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] Pierre H. Dubois Gedichten In de zwarte mijn In de zwarte mijn der vernietiging daal ik dagelijks af door de poorten van ieder ding waar ik nooit om gaf Mijn zwerfblik is sleutel tot het magnetisch geheim van het niet te ontcijferen slot uit zaad en geboorteslijm. Geduld. Straks zink ik verblind in de flitsende nacht van de schacht, dan is ook míjn moment eindelijk volbracht. [pagina 64] [p. 64] Het ene Vanaf een verdieping, de negende, (zonder te zien) noteert mijn blik in de verte wat voorbijgaat, wolken, trams, auto's, dichterbij vogels, in struiken de onzichtbare wind. Omgekeerd evenredig zwelt verleden aan, krimpt toekomst in behalve dat ene door geen kernfysicus benoemd door geen priester bezworen door geen filosoof verklaard almachtig volmaakt onaantrekkelijk Niets. [pagina 65] [p. 65] Wachten Wanneer hij komt om mij te laten gaan is niet bekend. De zomerlucht is open, de hemel blauw. Gulzige periscopen tasten de lijnen af van mijn bestaan. Maar de contouren van wat komt zijn vaag. Mijn beeld van het verleden gaat verbleken en ik moet wachten op het eerste teken dat antwoord geven kan op deze vraag. Ik heb het zelf niet langer in mijn macht. Wel kan ik achter mij de deuren sluiten als ik dat willen zou, maar eenmaal buiten kan geen mij zeggen wat mij verder wacht. En mij verzetten is een loos verweer als hij niet komt om het te openbaren en mij de raadsels nader te verklaren waartegen ik, hoe lang al, protesteer. Maar dat is slechts een aanklacht tegen ‘X’, ik wist het lang voor hij het zeggen zou; al was van het begin mijn wereld blauw, zij werd altijd omsloten door de Styx. Wanneer hij komt om mij te laten gaan is niet bekend. In de avondhemel glanzen de verre sterren aan de vreemde transen. Maar ik - ik kan hier niet vandaan. [pagina 66] [p. 66] Betrekkende zomerlucht Het licht boven zee slaat dicht - lach die ineens verstrakt. Schemer valt over het dak- terras waar zij slapend ligt. Haar sluimerrood gezicht - toevallig in medias res - vervaalt tot de kleur van as, oogleden nog halfdicht. Maar het teder bewegend juweel van de klokkende appelkeel zegt meer dan wimpergetril eigenlijk uitdrukken wil - wetend maar niet bewust -: ‘enkel in droom is rust’. [pagina 67] [p. 67] Nogmaals Als ik het weer opnieuw zou moeten doen en dan een wens, zoals het is in sprookjes die in vervulling gaan, zou mogen uiten - dan zou het zijn opnieuw met jou 't geluk dat ons alleen was toegestaan achter gordijnen van verdriet en pijn te herbeleven. Met één klein verschil: dat telkens als ik je verdriet gedaan en van je dwaalde - eenzamer dan ooit Odysseus aan Kalypso's borst Penelope verried - er nu een lijfwacht om mij heen zou staan en van mij weren zou wat jou bedreigt, opdat ik jouw gezicht zou blijven zien zoals ik het nu zie, zo weerloos en zo kwetsbaar, en zo schoon. Vorige Volgende