Tirade. Jaargang 27 (nrs. 284-289)(1983)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 565] [p. 565] Paul Meeuws Gedichten Wals Zonnige zaterdag, twaalf uur. Het wiel draait aan de orgelman, de zon draait om de straat. Een houten herderin leert mij een wals, de pirouette van een boor. De klank vliedt van het middelpunt, flegmatisch mechaniek, dat over ziel en zaligheid de wildste geruchten uitbraakt door zijn pijpen. [pagina 566] [p. 566] Mars Er slaat een stilte uit duizend hakken. Het plein verstijft. Alleen de boomtoppen buigen en het gras. Wolken nemen de tijd mee. Een spoorloos verdriet Dan schalt uit het enige geopende paar kaken een mars (uit de tijd dat men zijn koper nog poetste) Ontroerende krassen. Men marcheert op de repeterende tik. [pagina 567] [p. 567] Blues Men wandelt op een veer in tweekwartmaat en fluit. Er hapert meestal niets. Een enkeling, te opgewonden, maakt een hinkelsprong te vroeg. Gedrang, syncopisch oponthoud om wat, om wie? Om wie lichtzinnig in haar enkels voelt de hapering waar het om draait, maar weggewimpeld met haar haar. [pagina 568] [p. 568] Een uitzonderlijk zacht gekraak uit Londen hield de natie bijeen. Later (de oorlog heeft het jongensgezicht van mijn vader) verscholen in bed ontlokte ik het aan mijn kleine diode die alle talen babylonisch versmolt tot die ene geruststelling: men is niet alleen, er niet voor niets. Een Italiaanse zong zich los tot over de Alpen en deelde bevend in de bedrading mijn bed. [pagina 569] [p. 569] Voor strijkers Een cycladische god bouwde de vrouw. Niemand speelde met haar. Alleen de wind beproefde haar schuchter maar hield meer van riet. Eeuwen verstreken. De grieken floten op hun botten en vochten tot de wereld er ongeveer uitzag als nu. Van de cycladen weten we niets. Onbespeelbare dames staren ons aan, reikhalzend nog steeds naar een snaar. [pagina 570] [p. 570] Berceuse De kop gekromd maar stram de deining meester die de strijker velt. Stoelen wijken met ontzag voor zoveel luister op één poot. Erbinnen is het nacht, de schaduwzijde van geluid. Luister, liggend op één oor, de cello spint. Vocalise Natuurlijk spreken vissen niet. Hun bellen stijgen ten hemel en spatten verzaligd uiteen met het soortelijk gewicht van een lied. Vorige Volgende