Tirade. Jaargang 27 (nrs. 284-289)(1983)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] Cathrien Berghout Drie gedichten Luchthaven Blauw, waarin de zon een rol speelt zo strak dat het krast nu de blikken splinter zijn koers zet naar de landingsplaats. Niet zonder onhoorbaar gerinkel raken de banen elkaar ontrollen zich; heelhuids. (Denk terug aan de lucht. Hen, wanneer het weer hun vliegen doelloos maakt en lampen het schijnen in nevel vergeten, niet daar gelaten. Al stond ik met waaiers terzijde dat waait niet begaanbaar. Ga landen windopwaarts of elders.) Tot de douane gezelschap dan losser, stommelen rond bagage. Hier terug pak je alles weer op: Een vader al ginder bij zaken, de koffers moeder de tassen, het oog op de kinderen, die nog lange niet, nog lange niet. Wuiven legt richting op aan sommig zeulen. Voor alle reizigers die zich naar de uitgang begeven zullen glazen deuren opengaan. [pagina 95] [p. 95] Kan er in vuur een breuk ontstaan? Is er misschien een slinkse weg, een brandgang nog niet opgemerkt waardoor een spuitgast ongestoord... Of kan geen vuur uit twee bestaan maar tweemaal vuur met elk zijn tijd, elk zijn bij voorbaat sintels. [pagina 96] [p. 96] De molshoop staat tot het gazon als vrolijk feit staat tot de gladgeschoren leugen van het bedachte park. De domme mol weet nergens van komt in zijn eigen blinde gang slechts vetgemeste smoezen tegen. Het picknick-meubel van beton staat vast, geen diertje dat dit vreet, groen uitgeslagen maar onaangetast. Hier wandelt alles volgens plan, brommer en zon hun vaste baan. Hoe knagen wij ons hier ooit uit? Hoe komt dit park hier weer vandaan? Vorige Volgende