genoegen. Noch deze stukjes, noch het ‘Tochtendagboek’ zijn door Grönloh zèlf voor publikatie bestemd; ze kunnen dus niet beschouwd worden als volwaardig literair werk van Nescio.
Voor het ‘tochtendagboek’ geldt, wat Nescio over zijn gehele oeuvre zegt: het ‘vervalt in herhalingen’. De formuleringen zijn nog al eens hetzelfde, en ook de tochtjes gaan dikwijls over dezelfde wegen, en naar hetzelfde doel: Muiden, Muiderberg, Kortenhoef, Loenersloot, de dochters in Groningen en Eindhoven. Van een intensieve bewerking en bekorting is echter welbewust afgezien. Juist de ongepolijste vorm, mèt z'n herhalingen, maakt voelbaar, waar het Grönloh/Nescio om gaat, in zijn werk, en op zijn tochten. Ieder mag dat voor zichzelf formuleren; de sleutelwoorden zijn gegeven: stilte, rust, opstanding, ‘la création du monde’, verheffing, verwachting, vervulling. En ook: opeten, indrinken. En: romantisch, onaardsch, immaterieel, onvergankelijk, eeuwig, tijd-, plaats- en naamloos. Nescio: ‘ik was weg’ - ‘geheel opgenomen in God’ - ‘Even viel alles van me af’.
Een toelichting bij de topografische gegevens ontbreekt ook welbewust: dat wordt aan de zelfwerkzaamheid van de lezer overgelaten. Een kaart van voòr 1950 is echter wel noodzakelijk, want er is veel veranderd. De lezer hoeft maar in Muiderberg en omgeving rond te kijken, om ‘de verwoesting van Nederland door de verbetering der wegen’ in zijn volle omvang te beseffen, nog vele malen erger dan Nescio in 1935 kon voorzien (Boven het dal, p. 37). Het dagboek spreekt op elke bladzij de glorie uit van het Nederlandse landschap, met zijn vele torens als bakens op de horizon. Het is ook een pleidooi voor landschapsbescherming.