Tirade. Jaargang 26 (nrs. 272-283)(1982)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 240] [p. 240] J. Eijkelboom Vier gedichten Meeuw Een onverzettelijke speelbal, rijdt de meeuw op golf na golf, de snavel in de wind, zoals een kind hem op papier verzint. Zijn oog kijkt roerloos om zich heen, naar voren en tegelijk opzij. De broodheer ziet hij ook meteen. Zwijgend of krijsend, in de lucht zie ik hem later zoals hij toch maar liever is: tegen de wolken als een vis in het doorzichtigst water. [pagina 241] [p. 241] Gillend verward Gillend verward de baggermolen - een circustrein lijkt in paniek - de haven is ontdaan van boten speciaal voor hem die onverdroten zich langzaam door het slijk heenhaalt, het water eerst nog grauwer maakt met deze helse schoonmaakbeurt die ik - 'k moet werken - eerst betreur maar later wil ik hem nog horen als hij niet langer schreeuwt en piept: de zenuwlijer die verdiept. [pagina 242] [p. 242] Tot de steenhouwers Steenhouwers, die de tijd met marmer bestrijdt, uitdagers van vergetelheid, bij voorbaat verslagen, cynisch verdienen jullie je brood, hebben weet van hardsteen die barst, gedenktekens die omvallen, stoere Romeinse letters die schilferen bij dooi, slijten door regen. Ook de dichter bouwt spottenderwijs zijn monument; want de mens wordt uitgewist, de blije aarde zal sterven, de dappere zon zal blind sterven en zwart worden tot in 't hart. Toch, stenen hebben er duizend jaar gestaan, en denken dat pijn deed heeft de honing van vrede gevonden in oude gedichten. (Naar Robinson Jeffers) [pagina 243] [p. 243] Virtù contra furore prenderà l'arme (Petrarca) Deugd is de woede die niet blind wil zijn, die zich nauwkeurig opwerpt tegen 't blok van arrogante halfgod, kogelkop, niet meer te tellen trappelpoten. Deugd is de woede die niet stil kan zijn, die roepende ten strijde trekt, die zich schier dansende verzet tegen de zware razernij van heersers, helpers, idioten. (Bij de ets ‘Combat’ van Roger Chailloux, 1959) Vorige Volgende