gelezen worden door het Russische volk, waarvoor hij ook zijn journalistiek schreef en dat hij in die jaren steeds meer tot een idool maakte?
Timmer heeft uiteraard respect voor joodse bezorgdheden ‘na alles wat er tussen 1930 en 1945 in Europa is gebeurd’ (pg. 77). Ik sta verbaasd over de beperkende datering; mijn opponent weet toch tienmaal zo goed als ik, dat er in de jaren na 1870 iets aan de hand was tussen ‘Russen’ en russische Joden? Ik neem aan, dat Timmer zelf de politieke pennevruchten van Dostojewski goed gelezen heeft, en niet in een vertaling.
Ten leste dan de nederlandse editie van de Politieke Geschriften, verzorgd door niemand minder dan Henriëtte Roland Holst van der Schalk, die ze bovendien ‘op lucide en afdoende wijze aan een onderzoek heeft onderworpen, ook de artikelen over het Joodse vraagstuk’.
Timmer vermeldt volledigheid, maar hij vergist zich. Henriëtte R.H. schrijft in haar Inleiding over een ‘onvolledige, maar toch representatieve keur’. Vergelijking met de vertaling van Moeller van den Bruck (Piper, München 1920) bevestigt deze mededeling van de uitgeefster.
Nu nog over de ‘lucide en afdoende wijze’, waarop H.R.H. ook de artikelen over het Joodse vraagstuk aan een onderzoek onderworpen zou hebben.
Ik laat mijn lezers zelf oordelen en citeer hieronder volledig alles wat H.R.H. bij het ‘Joodse vraagstuk’ heeft geannoteerd; de lezer bedenke, dat haar commentaar op andere artikelen telkens zo niet afdoend, dan toch scherpzinnig en ernstig blijkt te zijn. Zij schrijft op pg. 42:
‘Dostojewski had werkelijkheidszin genoeg, om zich geen illusie te maken over het verloop der sociale kwestie in Europa; hij verwachtte niets van het meegevoel der rijken voor de armen, geen verzachting of tempering der klassetegenstellingen, maar enkel hun opdrijving tot het uiterste. En hoe bitter en verachtelijk hij zich ook uitliet over het materialisme der europeesche socialisten - nog scherper woorden van hoon en afkeuring vond hij voor de aanbidders van het gouden kalf, de harden-van-hart, die hun medemenschen enkel beschouwden en benutten als een voorwerp van exploitatie. Hen striemde hij met meedogenloze felheid. Wanneer hij, in een hartstochtelijk geschreven opstel over de positie der Joden in Rusland - men verweet hem antisemitisme - accenten aanbrengt en uitdruk-