Tirade. Jaargang 25 (nrs. 262-271)(1981)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 415] [p. 415] Rutger Kopland Drentse a I Morgens aan de rivier, morgens waarin hij nog lijkt te overwegen waarheen hij die dag weer zal gaan, of hij diezelfde hevige bewegingen zal maken als altijd, of niet meer, of zijn deze eindeloze aarzelingen de lege gebaren van iemand die al niet meer bestaat, en zich heeft neergelegd bij wat hij is, tussen zijn oevers, in het zinloze spoor dat hij groef. [pagina 416] [p. 416] II Alsof hij opnieuw zou willen beginnen, zo rusteloos lijken zijn bewegingen, alsof hij terug kon naar zijn land van herkomst, zijn schemerig verleden in en dan hier weer komen liggen, maar hij is stil tussen zijn oevers, en ook zijn oevers zijn stil. [pagina 417] [p. 417] III Alsof hij verder zou willen gaan dan hier, er een bestemming zou zijn, ergens een plek waar hij nog nooit is geweest en daar zou kunnen komen, maar in de verte wordt hij de verte zelf. [pagina 418] [p. 418] IV Morgens aan de rivier morgens waarin de rivier en ook dat is de vraag niet. Vorige Volgende