de wereldliteratuur, die rijk is aan werken die eindigen met zelfmoord of anderszins zelfmoord als thema hebben, en die zijn geschreven door auteurs die later het lot van hun personages hebben gedeeld.
De muziekkenner, die 't Hart ook is, moet allicht dezelfde moeite hebben met muziekwerken ‘die eindigen op deze wijze’, - met dus opera's als Othello, Aïda en Il trovatore van Verdi, Madama Butterfly en Tosca van Puccini, Lucia di Lammermoor van Donizetti, Tristan und Isolde van Wagner, The consul van Menotti, en nog andere. De componisten van deze muziekdrama's, waarvan bij voorbeeld Wagner en Menotti ook nog zelf het libretto schreven, zijn na het sneven van de zelfmoordenaars en -moordenaressen en het vallen van het doek gewoon blijven dóór leven (Menotti leeft nog steeds).
Maar geen moeite zou 't Hart dan weer hebben met een met zelfmoord eindigend muziekwerk dat is vervaardigd door een componist die zelf ook met zelfmoord is geëindigd: - zo'n muziekwerk is de ouverture-fantasie Roméo et Juliette (dubbelzelfmoord) van Tsjaikowski. Deze componist maakte in 1893, drieënvijftig jaar oud, moedwillig een eind aan zijn leven door het drinken van door cholera besmet water (en behoort, overigens, samen met Hugo Distler (1908-1942), tot de enige mij bekende componisten van ‘klassieke muziek’ die zelfmoord begingen, al wijst N. Speijer in zijn standaardwerk Het zelfmoordvraagstuk ook op de zelfmoord van Frans Liszt, - maar Liszt stierf ten gevolge van niets anders dan griep en ouderdom).
In zijn essaybundel Ongewenste zeereis maakt 't Hart een soortgelijke opmerking naar aanleiding van de roman De bekentenissen van Zeno door Italo Svevo. De hoofdpersoon van deze roman probeert op verbeten wijze te stoppen met roken, wat 't Hart ingeeft om te schrijven: ‘Toen ik dit hoofdstuk las, heb ik voor de zoveelste maal in mijn leven betreurd dat ik zelf niet rook en zodoende niet goed kan navoelen wat er omgaat in de roker die van zijn verslaving afwil.’
Hierop schreef Tom van Deel in zijn recensie van Ongewenste zeereis (in: Trouw, 21 juli 1979): ‘Maar Maarten, hoe nu? Heb jij ooit gemoord of als bedelaar in de goot gelegen, ben jij ooit buschauffeur geweest of El Greco? Hoe zit dat nu met die macht der verbeelding?’
Daar zit het wat Maarten 't Hart betreft goed mee. Al kan 't Hart zelf