Tirade. Jaargang 24 (nrs. 252-261)(1980)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 462] [p. 462] J. Trapman Zeven gedichten Storm Wat zich ontgrenzen wil haal ik terug. Wat vlucht naar de horizon werp ik ruggelings op de oever. Alleen vloed erken ik, eb is onduldbaar. Het water blaas ik tot zout dat de huid aantast. Want van mijn grootheid heb ik het einde gezien en vrees de schaduw. Daarom zoek ik gemeenschap en kwel de mens met eczeem van mijn angst. [pagina 463] [p. 463] Processie Rituele verplichting: zeven slokken water zeventig maal zeven passen duurt de weg rond het huis. De zon weet niet beter, de maan kan niet anders, planeten storten hun puin omdat zij dat moeten. Plechtig is de ommegang rond het huis met de stukgewaaide gordijnen. Priesters beperken de woorden streng: het heelal mag de geest niet besmetten. [pagina 464] [p. 464] Pauze Het is een vorm van genot te voelen hoe het denken week wordt en vervloeit tot lome inwendigheid en droomt van de verboden vrucht: het alzijdig begrip van het lichaam voor zijn denkbeeld. Maar de waakzame kent de wet: op deze omhelzing staat verlies van taal. [pagina 465] [p. 465] Mythe In het vergezicht boven de regen zijn eenzame en lichte velden. In onafzienbaar gelid verwachten gesneuvelden het laatste bevel. Als de bazuin klinkt zullen zij juichen, veranderd in gieren - om te oordelen de verraders die in de loopgraven liefde bedrijven. [pagina 466] [p. 466] Inkeer Tomeloos is de groei van het heelal en toch geordend, zoals de regelmaat een vers niet zijn uitzinnigheid beneemt. Doornig van vreemde taal het taaie struikgewas: strofe van Hadewych, een brandend braambos - heilig is het vuur dat tussen de woorden hangt. [pagina 467] [p. 467] Kenners De klok, in hoge zekerheid volhardt in haar weigering de huidige hartslag te volgen. Zelfs de vliegen zijn traag; de mensen zwijgzame strelers van boekbanden. Reeds als kind leerden zij bewondering: een lentekleurig glas geheven tegen zomerlicht. En nu: bezonken geestdrift om wat aan seizoenen voor altijd voorafgaat. [pagina 468] [p. 468] Plaats De geur van rottend blad kan werkelijker zijn dan de te heldere zon: een laatste, mistige vertrouwelijkheid, ontbinding, maar een huis. Alle eerbied voor ontdekkers van wiskundige wetten, afgunst zelfs. Ik moest mij vestigen in tussengebieden van geremde weemoed. Vorige Volgende