niet zo erg over te spreken is. Hij laat zich er nooit over uit, dat is kennelijk beneden zijn waardigheid. We kunnen de stoïcijnse ernst, waarmee hij zijn onhandige benencomplex dirigeert, alleenmaar bewonderen. Al betreuren we het wel wat, dat een Opilio zich natuurlijk niet met humor ophouden kan - het zouden zulke kostelijke clowns kunnen wezen. Evenwel, dit blijft hun verre! Het opvallendste overigens is toch wel dat spookachtige van deze verschijningen. Soms vermoeden we, dat het eigenlijk gestraften zijn, die nog iets van vorige incarnaties goed te maken hebben. Ze begrijpen zelf hun lot ook niet helemaal - och, wie doet dat wel? Je moet de nuchtere rust, waarmee ze het langzaam vermalen, bewonderen. Je krijgt ze niet uit de plooi - het leven moet nu eenmaal zo wezen - nu ja, dat weten we allemaal wel. Welk leven, wordt nièt dagelijks aan de fenomenale onverschilligheid der goden geconfronteerd? Zo zal het wel zitten, dat ik ergens een stille sympathie voor de familie heb.
En dat het me ééns enorm goed gedaan heeft, een kolonie hooiwagens te ontmoeten, die vrijaf hadden. Ze pauzeerden en hadden kennelijk een zeker soelaas voor hun fatale problematiek gevonden. Dat was aan de witkalken muur van het postkantoortje in Vierhouten. Die muur was van een soort geklutst cement. De metselaar had dat als een soort cier bedoeld, ze zat vol putten en gaten, holletjes, waar precies een hooiwagen in paste. Ze zaten er dan ook, met honderden, heel comfortabel - een ideaal van veiligheid. Weliswaar kon je zo nu nièt zo mooi stervormig de benen spreiden - die hingen bij de meesten zomaar een beetje slordig, op een klusje, buiten boord. Volkomen veilig was ook dit dus nog wel niet, maar relaxen is óók wat, after all komt in deze familie een been méér of minder er ook niet zo op aan de situatie werd bepaald zéér gewaardeerd. Ze zaten er met het air van oude, deftige Heren in Clubfauteuils - het deed even denken aan de middagslaapjes in het Amsterdamse Leesmuseum van weleer - één leek sprekend op de oude Heer Wertheim. Sommigen verkeerden duidelijk in staat van contemplatie, hier en daar werd misschien zelfs wel satori bereikt - waarom zou een hooiwagen niet aan Zen doen?
Alle deze herinneringen kwamen weer boven, daar bij dat witte muurtje vannacht. Overigens was de onderhavige oude Heer blijkbaar zo ver nog niet, hij keek zo verwezen. We hebben het licht dan ook maar weer uit-