spiegeld zag ofwel, als het poetsen gebeurd was, de zon. Ja, zelfs waren er jongens die, als zij stonden aangetreden, er in slaagden hun schoenen zelf een bron van licht te laten zijn: de aanstaande officieren.
Yvonne bezocht mij op de dag dat ik haar vertelde dat ik wilde gaan studeren. Liepen we over de genoemde heide; de rode vlag hing uit, we waren de enigen. En ik weet nog hoe zij zich erover verbaasde en ik niet: dat ik mij officier liet maken.
Sex. Natuurlijk, dat langzame opwindende gedoe met de kleren... Maar zodra ik eenmaal die holle, als tentzeil opgespannen buik van haar voor me had liggen, was het, met een paar slagen, ook gebeurd. In opperste verrukking, en geheel alleen. Dus precies zoals je overal kunt lezen dat je het t.a.v. je geliefde niet hoort te doen. Deden wij.
Je kunt het vergelijken met de manier waarop je, aan het begin van je leven, iets prachtig vindt: een door de zon beschenen blinde muur, of zwaar verkeer als dat, aan alle kanten door blauw aan- en uitspattend licht begeleid, de bocht om trekt. Toen ik nog schilder wilde worden, riep dat soort beelden in mij een geduchte kracht op. Stijl. In de loop der jaren nam die kracht af, maar het gevoel voor stijl blijft en het vermogen om dat beeld te laden met betekenis neemt toe, en daarmee misschien het vermogen om het mee te delen.
Zo loopt de wijsgeer met een kaars die brandt en hij zegt: dit ben jij.
En zo komt er een dag dat je, ingaand tot je geliefde, voor de duizendste keer, ontdekt: dit is zij. Tenminste dat is mijn ervaring.
Maar die ervaring had ik toen nog niet. En Yvonne ook niet. Die kon evengoed in d'r eentje genieten, als ze zogenaamd ‘te paard’ zat. Een soort sparring partner voelde ik mij dan, een...
‘Schat, ik ben zo klaar.’
‘Jongen, wat hóú ik van je.’
Ze kon, arm in arm, zo innig tegen mij aanhangen. Je ziet het wel 's op een film en ik was er trots op dat ik het allemaal beleefde.
Tegen de zomer werd ik overgeplaatst naar Den Haag.