| |
| |
| |
Frederik Bokshoorn
Een reis naar het einde van de nevel
Waarom Tsjechow in feite naar Sachalin ging
Er bestaat de anecdote van de Franse edelman die thuiskomt en zijn gemalin met de bisschop in bed vindt. Wat doet hij? Hij hult zich fluks in diens gewaden, opent met plechtige gebaren het venster, treedt op het balkon, trekt de aandacht van de passanten die gespannen naar boven kijken, en intoneert dan het In nomine patris - et filii - et spiritus sancti. Arthur Koestler heeft op het combinatievermogen van deze edelman eens een heel boek over het wezen van wetenschappelijke uitvindingen gebaseerd.
Op een meer bescheiden manier klikte er onlangs ook zo'n combinatie in mijn eigen bol. De omstandigheden waren veel minder opwindend: bedlectuur in de vorm van een wat egaal relaas van La Pérouse, de Franse ontdekker die aan de vooravond van de revolutie uitvoer om enige delen van de aardbol te verkennen die ook na de reizen van James Cook nog in geografische duisternis waren gehuld.
Daartoe behoorde destijds nog de ganse kuststreek van Azië tussen de Japanse eilanden en het schiereiland Kamtsjatka. Cook had die op zijn tochten in de noordelijke contreien van de Stille Zuidzee niet kunnen ‘meenemen’. Zo wist men bijv. nog feitelijk niets van de zee van Ochotsk en van de configuratie van de eilanden in die zee af.
La Pérouse waagde zich als eerste daarheen, aangemoedigd door het besef dat hier de laatste belangrijke terra incognita van onze aarde op haar ontdekker wachtte. (‘Ce point de géographie, le plus important de ceux que les voyageurs modernes avaient laissé à résoudre à leurs successeurs.’)
Het werd geen gemakkelijke verkenning want de expeditie verdween
| |
| |
meermalen, vooral letterlijk, in de mist. La Pérouse geeft echter steeds in een uitermate koele taal verslag van zijn tribulaties. Vaak kan men zelfs de indruk krijgen dat ontdekkingsreizen pas ‘sensationeel’ geworden zijn sinds zij metaforen van de ware zijn. Waarschijnlijk is het een overcompensatie voor een gemis. Echte ontdekkingsreizigers waren in ieder geval al zielsblij als de omstandigheden toelieten dat zij hun ervaringen, zo kaal, zo zakelijk en zo onaangedaan mogelijk, ook nog op schrift konden stellen. Daarom kan men er tegenwoordig zo goed bij in slaap vallen.
Toch zit er éen passus in zijn verhaal - het kwam pas in de revolutiejaren uit en nu bestaat er van de Voyage autour du monde een goede uitgaaf in de Club des Libraires de France (Parijs 1965) - die bijna bedacht zou kunnen zijn als men niet absoluut overtuigd was dat La Pérouse niets anders doet dan een feit weergeven.
Hij betreft de wijze waarop La Pérouse, van de kant van Jesso/Japan komend, de eerste aanwijzingen krijgt over wat we nu allemaal weten maar in 1787 nog onbekend was, namelijk dat Sachalin een eiland is.
Hij is daar aan land gegaan en tracht van de inboorlingen te weten te komen waar hij zich bevindt.
Alors un des vieillards se leva, et avec le bout de sa pipe, il traça la côte de Tartarie à l'ouest, courant à peu près nord et sud. A l'est, vis-à-vis, et dans la même direction, il figura une île; et en portant la main sur la poitrine, il nous fit entendre qu'il venait de tracer son propre pays; il avait laissé entre la Tartarie et son île un détroit, et en tournant vers nos vaisseaux, qu'on apercevait du rivage, il marqua par un trait qu'on pouvait y passer. Au sud de cette île, il en avait figuré une autre, et avait laissé un détroit, en indiquant que c'était encore une route pour nos vaisseaux.
Zo ging de ontdekking en delineatie van Sachalin in haar werk. De zeestraat tussen Sachalin en Jesso heet, zoals bekend, nog steeds naar La Pérouse. Wat wellicht minder bekend is dat Sachalin genoemd is naar de Amoer (Segalien), die tegenover het eiland in zee uitmondt.
Tot zover La Pérouses opheldering van een van de allerlaatste geografische raadsels van de aardbol. En nu klikte er bij mij iets. Men kan het een coincidentie noemen, maar het lijkt toch misschien meer op de onverwachte handelwijze van die edelman. In elk geval sprong ik uit bed en
| |
| |
stevende naar de boekenkast voor Tsjechow, een overgang die wel niet veel kleiner is dan die van een bisschop in staat van zonde naar een edelman in de staatsie van een bisschop.
Een simpele kwestie van combinatie evenwel. Want hoe zat dat ook weer bij Tsjechow? O ja, zijn biografie is volkomen terra cognita. Met éen uitzondering: niemand schijnt nog het ware van die allermerkwaardigste episode van zijn leven te kennen: zijn reis naar Sachalin.
Deze reis is nog steeds een groot duister punt in Tsjechows leven, net als Sachalin zelf, het doel van die reis, eens de laatste geografische duisternis op onze aardbol was. En men weet dat zo iets biografen dermate kan tergen dat zij meestal niet tevreden zijn totdat zij de leemte met een grote mythe hebben opgevuld.
Het was dan ook geen kleinigheid dat een bekende Russische schrijver - waarvan sommigen toen al gehoord hadden dat zijn gezondheidstoestand nu niet bepaald de allerbeste was - in 1890 eensklaps met de wens naar voren kwam om een studiereis naar dat verre eiland aan het einde van Siberië te ondernemen. In de salons van Petersburg en Moskou werd immers verteld dat de mensen in dat onherbergzame oord als ratten stierven. Daar kwam nog bij dat Tsjechow niet scheutig was met informatie over zijn uiteindelijke motivatie. Ja, hij had er bepaald aardigheid aan om ook zijn beste vrienden nogal in het ongewisse te laten. In een brief aan Soeworin (9 maart 1890) sprak hij bijv. van louter ‘triviale’ redenen, zonder duidelijk te zeggen waarin zij bestonden.
Nu zijn er nogal wat mensen die de neiging hebben om ongelukkige liefdesaffaires te veronderstellen als iemand voorgeeft dat hij om triviale redenen iets zeer buitenissigs onderneemt. En zo heeft men al meteen éen school van biografen: zij die tot op de dag van vandaag volhouden dat Tsjechow naar Sachalin ging om de meest ingrijpende, maar tegelijk volkomen onbekende liefdesgeschiedenis van zijn leven te vergeten.
De neiging heeft alle tijden overleefd. Het is in ieder geval nog steeds de goedkoopste manier om een min of meer populaire biografie te schrijven, over wie dan ook. Breng een ongelukkige liefde in het leven van Adolf Hitler en de man is, althans biografisch, weer volkomen boven jan. Het prettige is dat een ongelukkige liefde niet met de stukken hoeft te
| |
| |
worden aangetoond. De suggestie dat er een was is voldoende. Want wie kan, indien er eenmaal sprake is van een geheimzinnige ongelukkige liefde, bewijzen dat het onzin is? Deze dingen zijn helaas onfalsificeerbaar. Zo spookt door de biografie van Tsjechow ook een grote ongelukkige liefde omdat velen wat verbouwereerd tegen die reis naar Sachalin aankijken. Waarom wilde hij daar zo graag naar toe? Niemand ging er immers naar toe die wèl bij zijn hoofd was. In de 19de eeuw kwam de stap van Tsjechow zo ongeveer neer op het besluit van een Franse literator om zijn Parijse vrienden te verlaten en zich, helemaal vrijwillig, voor een poos op het Duivelseiland te vestigen, als ‘hopeloze’ strafkolonie het Franse equivalent van Sachalin. En zelfs de gekke Gauguin koos toch liever Tahiti dan het Duivelseiland. Tsjechow heeft met zijn buitenissigheid zijn biografen dus wel een raadsel opgegeven. Maar zoals zoveel liet zich ook dit raadsel oplossen met een ingrijpende ongelukkige liefde. De methode bleek trouwens ook nog grote politieke voordelen te hebben. Tsjechow heeft zich tijdens zijn reis namelijk nogal misdragen. Ook dat kon nu op rekening van die ongelukkige liefde geschreven worden.
Lillian Hellman, de uitgeefster van een van de meestverbreide verzamelingen van Tsjechows brieven in het Engels, behoort tot die ‘romantische’ school. De dame was echter eens een fervente staliniste en het zal wel niet toevallig zijn dat de these ook opgeld doet in de Sowjet-uitgave van Tsjechows brieven uit de jaren 1944-1951 waarop zij zich baseerde.
Nu hadden de Sowjets er wel enig belang bij om het zo voor te stellen alsof een Tsjechow die zichzelf niet helemaal meester was, de behoefte had om naar het einde van de wereld te reizen. Hij is op die reis soms opmerkelijk uit zijn slof geschoten. Speciaal de opmerkingen die in zijn brieven links en rechts over de aard van het Russische imperium in Azië vallen, moeten een goede stalinistische Rus zeer onaangenaam in de oren hebben geklonken. Schrappen van die opmerkingen was éen methode - en er is in die ‘jubileumuitgave’ van 1944-1951 van je welste geschrapt -, maar nog beter was het misschien om te suggereren dat de man in die tijd niet helemaal goed bij zijn hoofd was. Want welke goede patriottische Rus - vóor of na 1917 maakt geen verschil - zou het bijv. in zijn hoofd halen dat te schrijven wat Tsjechow vanuit Oost-Siberië aan Soe- | |
| |
worin liet weten?
De Chinezen zullen ons de Amoer afnemen, dat zeg ik je... Als je eenmaal Irkoetsk hebt bereikt, struikel je over de Chinezen. Zij zitten er als vliegen zo dicht op elkaar. Maar wat een aardige mensen! Als je dochter en je zoon de Chinezen kenden, zouden zij niet langer met hun ezeltjes spelen en al hun sympathieën aan hen geven. Het zijn zulke lieve wezens.
De laatste twee zinnen zoekt men natuurlijk vergeefs in de Sowjet-uitgaven van de brieven. Maar niet minder streng treden zij op als Tsjechow op een ander terrein sentimenteel wordt. Uit de brieven is maar al te duidelijk dat hij het dolgraag aanlegde met alle aardige (ras)vreemde vrouwtjes die hij op zijn weg vond en die maar een kleine wenk nodig hadden om hem van zeer dichtbij haar ‘mooie tormo's en lage heupen’ te laten zien en voelen. Hij genoot ten volle de promiscuïteit, behorend tot het landschap dat hij doortrok. En ook hier kon men des te beter schrappen naargelang al die coups de foutre konden worden uitgelegd als de onbezonnen handelingen van een man die een mysterieuze onverwerkte coup de foudre over het aangezicht van de aarde voortdreef.
Om kort te gaan: de school waar ik het tot nu toe over heb gehad ziet in de Tsjechow die naar Sachalin gaat min of meer een lunaticus, bijna een spleenvolle Byron.
Des te merkwaardiger dat er een andere school bestaat die de zaak volkomen omdraait. Wel een bewijs hoezeer Tsjechow bijna honderd jaar nadien zijn biografen op dit punt nog de meest diverse opties laat.
Die andere school is minder romantisch, maar zeker meer larmoyant. Simon Karlinsky weet er in de magnifiekste uitgave van Tsjechows brieven, ooit verschenen (Letters of Anton Chekhov, Harper and Row 1973), een mooi voorbeeld van te citeren.
Tsjechow, loyaal aan de zuivere kunst, sleepte zich van zijn ziekbed om op Sachalin strafkolonies te bezoeken en het geweten van zijn land te roeren met de daar gemartelde gevangenen. (Irving Howe in The New Leader van 3 februari 1964.)
Deze opvatting heeft echter éen groot ding voor op de andere. Geheime liefdesaffaires zijn even moeilijk te verificeren als de vraag of er op de sterren van de Melkweg levende wezens bestaan. Theses als die van Irving
| |
| |
Howe, kennelijk onwetendheid boven speculatie prefererend, zijn daarentegen tot in alle onderdelen falsificeerbaar. Al zegt dat natuurlijk niets over hun verbreiding.
In de eerste plaats moest Tsjechow al niets van zulke uitdrukkingen als zuivere kunst hebben. Maar dit slechts terloops.
Ten eerste was hij in 1890 nog niet ziek. Ja, de reis naar Sachalin heeft hem waarschijnlijk zo fit gemaakt als hij in zijn leven nog nooit was geweest. De terugtocht ging per boot (Indische oceaan, Suez-kanaal, Zwarte zee). Wat hij daarover schrijft duidt erop dat hij hoogst ingenomen was over de manier waarop toen lichamelijk alles bij hem functioneerde. Hij liet op de reis naar Sachalin trouwens onmiddellijk een verblijf in West-Europa volgen, vol van ontmoetingen en amusement.
Ten tweede die ‘kampen’. Het tsarenbewind was stellig niet een ideaal regime. Maar het is Tsjechow zwaar gevallen om op Sachalin díe politieke gedeporteerden te zien te krijgen waarvan Howe gewaagt. De Russische regering gebruikte het eiland namelijk niet voor politieke gevangenen. Het bleef voorbehouden aan ‘gewone’ misdadigers en vormde zo eigenlijk een koud pendant van het bloedhete Duivelseiland dat ook republikeinse Franse regeringen nog zo gaarne voor detentiedoeleinden in stand hielden.
Wie er was had blijkbaar ook werkelijk wat op zijn kerfstok. De bekendste ‘gewone’ misdadiger van Sachalin tijdens Tsjechows oponthoud daar was bijv. een barones, Olga Heimbruck. Zij had een veroordeling wegens brandstichting te boeten en zij was dus naar Sachalin op transport gesteld op een misschien verwerpelijke, maar in heel Europa nog in de 18de eeuw zeer gebruikelijke manier. Onder haar voorgangsters bevonden zich zulke beroemde (fictieve) figuren als Manon Lescaut en Moll Flanders. Ook Olga Heimbruck had overigens zo uit een roman weggestapt kunnen zijn daar zij hoofdzakelijk om sentimentele redenen brand had gesticht.
Maar al werd Sachalin dan niet voor politieke gedeporteerden gebruikt en kon Tsjechow er dus niet heengaan om hun lot voor de publieke opinie te brengen, toch bleken ook daar een paar verdwaald die zich eigenlijk in Siberië hadden moeten bevinden. Het is interessant wat Tsjechow daarover vertelt in een brief die hij jaren later aan iemand zond die er een
| |
| |
broer had zitten en Tsjechow gevraagd had hoe hij dacht dat hij het er had.
Politieke gevangenen, aldus Tsjechow, kunnen zich kleden zoals zij willen en leven niet in gevangenissen. Toen ik er was deed zich niet éen geval van een lijfstraf voor. Zij vervullen vaak ook allerlei baantjes.
Karlinsky geeft er in zijn boeiende en doorwrochte commentaren op Tsjechows brieven de misschien niet overbodige kanttekening bij dat in dit opzicht de Sowjet-regering precies het tegendeel van de tsaren doet. Zijn gewone misdadigers en politieke gevangenen op éen plaats bij elkaar, dan worden nu die baantjes uit principe steeds aan de eersten gegeven opdat de politieke gevangenen, meestal intellectuelen, nog verder kunnen worden vernederd.
Ten slotte, derde punt, die sterke behoefte die Tsjechow gehad zou hebben om de Russen de waarheid over Sachalin te onthullen. Een feit is dat hij zich bijzonder veel tijd voor het schrijven van zijn zogenaamd getuigenis heeft gelaten. Pas in 1895, vijf jaar na zijn reis, kwam het uit en had dan ook niets gemeen met een mededeling die hem op de lippen had gebrand. Hij beschreef het zelf als een ‘dik boek met eindeloze voetnoten, anecdoten en statistieken’. Afstandelijker kon het dus wel niet. Er is niets te bekennen van een Gide die uit de Congo terugkomt en een pamflet lanceert.
De doodzieke, maar door zijn humanitaire gevoelens om zo te zeggen uit zijn bed gejaagde Tsjechow overwon alle hindernissen die kwaadwillige tsaristische autoriteiten opwierpen om de veel te beroemde schrijver niet naar Sachalin te laten gaan, zo gaat de legende dan verder. Maar ook daarvan klopt niets.
In hun uitgave van 1944-1951 tamboeren de Sowjets zwaar op een ‘geheime order’ die de Petersburgse autoriteiten naar die op Sachalin zonden opdat Tsjechow daar zo weinig mogelijk te zien zou krijgen. Die order was na de octoberrevolutie gevonden. Maar de Sowjets namen blijkbaar aan dat men de mensen nog steeds kan vertellen dat de natsjalniks onder de tsaar een toppunt van administratieve willekeur vertegenwoordigden waarbij zij zelf lichtend afsteken. De werkelijkheid was precies omgekeerd. In de eerste plaats hoorde het er toen nog bij dat de autoriteiten
| |
| |
op Sachalin Tsjechow bij aankomst die order lieten zien, en in de tweede plaats hield men er zich vervolgens gezamenlijk op geen enkele wijze aan. Ja, die autoriteiten waren in feite dolblij dat er eens iemand kwam die het land wat wilde gaan meedelen over het moeilijke werk dat zij op Sachalin deden. Tsjechow was bepaald verrukt over de generaal die daar commandeerde.
Kononowitsj, schrijft hij aan Soeworin, is een intelligente en brave man. Wij konden het uitstekend met elkaar vinden. Ik kreeg alles te zien, en de kwestie is dus niet wat ik zag maar hoe ik het zag.
Wat dit betreft stelde hij hoge eisen aan zichzelf. De werkelijke reden namelijk waarom hij die grote reis naar Sachalin had gemaakt, was van zuiver wetenschappelijke aard. Maar daarvan schijnt bijna geen biograaf kennis hebben willen nemen. ‘Deze reden is te simpel voor populaire biografiëen, schrijft Karlinsky, en zo hebben we dan al die legenden over politieke protesten of een ongelukkige liefdesaffaire die Tsjechow naar Sachalin deed vluchten.’
In 1890 had hij al een grote naam als schrijver. Maar hij was nog lang niet los van zijn medische studie. Vooral de biologie had zijn interesse, wat trouwens tot het einde van zijn leven zo zou blijven.
Sinds 1887 was hij bovendien bezig met een proefschrift over de geschiedenis van de medische wetenschap in Rusland. Dat niet vlotte en ook nooit is afgekomen. En zo zon hij op een andere oplossing voor het probleem dat hij als medicus volkomen au sérieux genomen wenste te worden. In 1890 leek hem die oplossing te bestaan in een proefschrift over de gezondheidstoestand van de primitieve inwoners van Sachalin en tevens die van de gedeporteerden in hun midden. Het boeide hem in de eerste plaats als menselijk-biologisch vraagstuk. Wat konden mensen onder de nogal extreem-klimatologische verhoudingen daar uithouden en waaraan bezweken zij als zij hun lot niet meer aankonden?
In ieder geval volbrachten volgens Tsjechow die mensen iets groots eenvoudig door te blijven bestaan. We zouden eigenlijk naar Sachalin pelgrimages moeten organiseren zoals de Turken naar Mekka gaan, vond hij. Maar ‘we blijven tussen onze vier muren zitten om alleen maar te klagen wat voor een bende God heeft aangericht met zijn schepping van de
| |
| |
mens’.
Men ziet hieraan hoe Tsjechow bij zijn tijd, die van Darwin en van de eerste opbloei van de biologische wetenschappen, hoorde. Ja, vermoedelijk hadden we ook de literator Tsjechow zoals we hem kennen nooit gehad, als hij niet via zijn medische studie met dat terrein in aanraking was gekomen. Karlinsky wijst terecht op het grote verschil tussen hem en de naturalistische richting. Schrijvers als Zola en Maupassant kwamen min of meer pardoes in al die biologie terecht, en dat merkt men dan ook goed aan hun mechanische toepassingen van haar principes op het leven van de mensen die zij beschrijven. Het heeft, vooral bij Zola, iets van laboratoriumproeven.
Hieraan, aldus Karlinsky, ontkwam Tsjechow door zijn medische vorming plus zijn veel meer ‘sympathische’ en menslievende inborst. D.w.z. hij was met de theorie niet tevreden, observeerde liefdevoller en geduldiger en stond ook niet direct met zijn prognoses klaar.
In zekere zin is het juist zijn wetenschappelijke medische opleiding geweest die Tsjechow, zeker onder de Russische schrijvers van zijn tijd, in de eerste plaats de soms zo vreselijk wetenschappelijke doende maar door geen enkele methode gevormde Gorki, tegelijk tot een van de modernsten en een van de humaansten heeft gemaakt. En het is merkwaardig dat twee grote Russische schrijvers van nu, Nabokow en Solsjenitsyn, weer dezelfde voordelen hebben boven een massa van andere Russische schrijvers die zich voor o zo ‘wetenschappelijk’ houden maar in feite slechts door de schijnwetenschappelijke molen van het socialistische realisme zijn gegaan. Nabokow heeft een biologische studie met Tsjechow gemeen en de passie van Solsjenitsyn is altijd scherp gericht, dank zij de mathematische opleiding die hij eens heeft volbracht.
Zo blijkt dus dat Tsjechows reis naar Sachalin alleen daarom tot zoveel biografische misverstanden heeft geleid omdat het zoeken van materiaal voor een proefschrift op de een of andere wijze niet meer paste bij het beeld dat men zich van Tsjechow anno 1890 wenste te vormen. Hoeveel mooier was het aan die legende van enerzijds een tijdelijk verdwaasde of anderzijds een principieel oppositionele Tsjechow te spinnen!
De enige verzachtende omstandigheid is misschien dat hij ook zelf met
| |
| |
zijn reismotief niet erg duidelijk voor de dag is gekomen. Men merkt dat bij meer artsen die in de literatuur zijn gegaan en op een gegeven moment niet meer weten waar zij eigenlijk staan.
Een feit is dat Tsjechow nog zeer lang heeft gehoopt dat zijn boek over Sachalin als academische dissertatie zou worden geaccepteerd. Hij had zich, afgezien van zijn reis, ook nog op andere zeer moeizame wijzen gedocumenteerd - Het eiland Sachalin lijkt soms echt op een encyclopedie -, maar zijn pech was geworden dat hij intussen als schrijver teveel faam had gekregen. Toen zijn vriend Rossolimo met het oog op de promotie de decaan van de medische faculteit van de Moskouse universiteit benaderde, deed deze volgens zijn verslag aan Tsjechow ‘zijn ogen wijd open, keek mij over zijn bril aan, keerde zich om en verliet zonder verder een woord te zeggen het vertrek’.
Professioneel gesproken was Tsjechow dus helemaal voor niets naar Sachalin geweest, en dat geeft aanleiding tot een interessant onderwerp voor een heel ander soort van academische proefschriften. Hoe is het literatoren die tegelijk medici waren überhaupt vergaan als zij vonden dat zij hun studie met een proefschrift moesten afronden?
In Nederland hebben we het intrigerende geval van Simon Vestdijk (proefschrift ook niet geaccepteerd), in Frankrijk het niet minder intrigerende van Céline (een zéér persoonlijk proefschrift over het zeer persoonlijke en baanbrekende werk van de 19de eeuwse Weense vrouwenarts Semmelweis, dat echter in 1924 door de universiteit van Rennes werd aangenomen).
Bestaat er wellicht zoiets als een artstype in de literatuur? Opmerkelijk is in ieder geval hoe sterk juist die artsen onder de literatoren in het diagnostiseren van hun tijd zijn geweest. Tsjechow brengt ons nog steeds het best de ziektegeschiedenis van Rusland van vóor de revolutie naderbij. Evenzo is Gottfried Benn (vgl. zijn briefwisseling met de Bremer koopman F.W. Oelze die thans bij de Limes Verlag in München uitkomt) wel een van de scherpste secties, op het fenomeen van het nationaal-socialisme verricht.
Men kan de vraag echter ook omkeren: Hoe lossen schrijvers die tegelijk ook arts zijn, althans zich op dat beroep hebben voorbereid, hun eigen
| |
| |
problemen op? Met een combinatie of met een breuk van de beide activiteiten?
Zijn zij ooit helemaal los gekomen van hun beroep, ook als dat zo kon lijken? Van lang niet allemaal kunnen we dat met zekerheid zeggen. Een van de extremen schijnt Schnitzler te zijn geweest. In de dagboeken die nu spoedig zullen gaan uitkomen, valt een groeiende weerzin tegen het hele beroep en alles wat daarmee verband houdt vast te stellen.
Tsjechow daarentegen heeft zijn beroep nooit helemaal willen verloochenen. Hij stortte er zich trouwens weer hals over kop in toen hij in 1892 in Melichowo ging wonen waar de boeren de luxe eindelijk eens een dokter in hun midden te hebben zeer konden appreciëren.
Daar Tsjechow zijn diensten ook nog gratis verleende - al toonden de boeren wel eens hun dankbaarheid door geschenken in natura -, was de toeloop enorm. Men had zich ook kunnen voorstellen dat men in Melichowo van de schrijver Tsjechow niet meer zoveel zou hebben gehoord als hij maar half de humanitaire engel was geweest die er later van hem gemaakt is. Maar daarvoor was Tsjechow net een tè competente dokter. Dat wil zeggen hoeveel hij ook te doen had, voor zichzelf beantwoordde hij nooit aan het beeld dat anderen zich van de ‘toegewijde dokter’ maakten.
Die typen bestaan, mede gelukkig voor hun patiënten, ook heden nog. Een dokter is verloren zodra hij zichzelf meer voor een engel dan voor een competent man gaat houden, en de verleiding om dat te doen is er na al die doktersromans, doktersbiografiëen en speciaal doktersautobiografieën à la Barnard onweerstaanbaar op geworden.
Bij de tendens behoort tevens dat mèt de dokters ook de patiënten, de objecten van al die toewijding, in een hogere, bijna demiurgische sfeer worden opgenomen. Er zijn nauwelijks nog doodgewoon zieke rotzakken onder.
Het is opmerkelijk hoe Tsjechow aan al die romantische stereotypie heeft weten te ontkomen. Hoe gemakkelijk zou het voor hem bij voorbeeld zijn geweest zich aan te dienen als de man die niet slechts op de manier van andere Russische intellectuelen ‘tot het volk’ ging, met een vol hoofd maar met lege handen, maar die er werkelijk iets van wilde maken, door
| |
| |
het aanbieden van medische laving. Hij had dan om zo te zeggen Tolstoj naar de kroon kunnen steken. Die had in de praktijk alleen maar onderwijs aan dorpskinderen aan te bieden. Iets wat Tsjechow in en om Melichowo overigens ook deed, en stukken beter want minder romantisch en meer competent.
In de eerste plaats hield bij hem de dokter pertinent na de competentie op. Het risico was natuurlijk dat hem nu het verwijt zou gaan treffen dat hij nooit de roeping voor dokter had gevoeld - een verwijt dat de Oekraïnse schrijver Potapenko ook prompt tegen hem heeft gericht -, maar zoiets heeft niets met competentie te maken en hoeft geen bezwaar daarvoor te zijn. Aan de andere kant is roeping nog lang geen garantie van competentie. Hoe dat zij, Potapenko was minstens ondankbaar want Tsjechow had hem eens zeer competent van een huidziekte afgeholpen. En in Melichowo stond de schrijver als medicus letterlijk voor iedereen klaar, met resultaten waarover nooit een klacht is gehoord.
Hoe dat zij, de arts en in biologie in het algemeen geïnteresseerde Tsjechow is altijd schromelijk onderschat. Anders zou men stellig over zijn reis naar Sachalin niet zóveel onzin hebben verkondigd. Vergeleken met de informatie die ons daarover tot op de dag van vandaag wordt geboden, is de pijpekop van de inboorling die La Pérouse wegwijs maakte een hoogst exact instrument van beschrijving geweest.
Ook in zoverre was het niet meer dan billijk dat Tsjechow op Sachalin veel meer getroffen was door wat alle Russen met elkaar - gevangen-bewaarders plus gevangenen - daar de inheemse bevolking aandeden dan door wat zij elkaar onderling aandeden. Hij zag niet veel humanitair nut in een discussie over de vraag of het niet schandalig was dat een barones op Sachalin haar straf moest uitzitten wanneer tegelijk, zonder dat een agitator in Petersburg of Moskou daarover ook maar éen woord verloor, de laatste Aino's daar minstens zo hard werden uitgeroeid als de laatste Indianen aan de overzijde van de Stille Oceaan. Tsjechow hield niet van humanitaire argumenten waarmee men elkaar slechts politieke vliegen tracht af te vangen. Het enige onderwerp dat hem in zijn Sachalin-boek werkelijk ter harte gaat is de grove behandeling van de inheemse bevolking. Deze bladzijden heeft nooit iemand de moeite waard gevonden om
| |
| |
er een ‘geval’ aan op te hangen. Aan Aino's en alle werkelijk en niet slechts retorisch ondergaanden loont het niet aandacht te besteden. Alleen de ‘ondergaanden’ die morgen weer bovenaan zitten zijn interessant. Revolutie is een luxe van de ‘incrowd’. Op Sachalin zal men ook wel niets van 1917 en dat allemaal merken. |
|