Tirade. Jaargang 21 (nrs. 221-231)(1977)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 300] [p. 300] Hubert De Vogelaere Gedichten Wegzangen Het haar achterover gekleefd staat het gras. Een waarschuwing voor de zeevaart over alle streken, noordwest zeven, maar de chauffeur is niet meer dan nodig voorzichtig. Er kunnen zich ijzelvlekken voordoen. Onderweg schaaft hij de kleine appel en neuriet. Er zijn er die neuriën. De horizonnen maken hem vrij, als je uit je leeshoek bekijkt. De ruitewisser sleept niet, geen brom vlieg in de cabine. Als hij 't schema houdt ver van de weegbree op de berm, op de ruigte, hij benijdt de postbode niet; toch gaat ieder kijken in de bus. Bij de kei Bij de straatkei gaat droefheid schuil. De kassei moet leed inkasseren met regen doch minder gekend. [pagina 301] [p. 301] Zijn woordenlijst 1 De fietser is ergens een afrukker. Waar hij de kilometer maalt maait hij hem klein. Door het duivennieuws laat hij zich 's ochtends leiden. 2 Als het brood nog warm is, dat mag de fietser hebben in het landschap gesneden blootshoofd, verbaasd. Het gras Het gras is mijn broeder. Hij is het dichtst bij de aarde. Hij regelt het verkeer tussen ons en de wolken, tussen de warmte en de zon van de aarde als een stralenbundel. [pagina 302] [p. 302] Tijden 't Zijn tijden: gedoken bijen zijn weer uitgekomen, het tafelgerei ligt gekruist. In het gras - schraal gespeeld - ploffen vruchten, op de zandweg Zwarte lijster, de eikel geglansd. De wegheilige De wegheilige loopt barrevoets. Hij is veel tegengekomen. De wegheilige snijdt uit z'n eigen zak de worst, de tomaat, voor het brood is geen plank. Hij deelt de cabine of redt het, zo leeft hij. Wat neemt hij weinig plaats op de land kaart, zijn beeweg. Het boek dat hij dicht laat zijn vinger erin. De overtocht waagt hij aan de hand van de vaarden. Het land is hem liever dan de rivier of de oever. Wat hem wacht. De eelt als de metser op zijn handen, de snee als de priester op zijn tong. De kamer der liefste die nachten de uitkijk houdt tot de vracht voerder komt, haar stille wekt. [pagina 303] [p. 303] Pop van Denise Zij is een aristokratische pop met lamé doorspikkeld. Haar brokaten borsten! Haar glimlachje! Iemand vraagt er wat kostbaars steekt er in haar zilverlakens tasje. Wat fijntjes monkelt, luistert. Jou wil ze in bed. En morgen De luchtbarons laten de barmsijs met rust. Zij klagen niet aan, hun dag is gevuld met het weder, de windzak en het ijs in de wakken. De olifant gaat voor. De doder heeft ontzag. Magere slaapzakken, hij slaapt als de bloem! Morgen baancafé De vier Wegen, morgen een gebroken as. Van onderweg Aan het spelen met een pistool, met niets, de trein en de kegels op een hoop. Mocht de telefoon gaan klaar om te springen, de bakstenen gooit hij weg. Vaak is hij het niet als de bel gaat, maar 's avonds belt papa van onderweg. Dagen lang - dan, in de hoorn zijn stem. Vorige Volgende