te beschouwen als de (fictieve) ‘uitgever’ van de brieven van Max en de anderen.
Natuurlijk is de scheidslijn tussen Multatuli en Max Havelaar slechts dun, zoals in verschillende passages uitkomt (M. p. 94, 101) maar toch wordt ze formeel gehandhaafd. Dat is begrijpelijk want dit gaf Multatuli de vrijheid de autobiografische waarheid naar de letter te laten wijken voor de waarheid naar de geest. De wijze van presentatie is dus minder vreemd dan King het voorstelt.
Hij geeft dan zijn interpretatie van het boek als geheel. Hij stelt dat Multatuli het conflict tussen cynisch realisme en poëtische gevoeligheid in zijn eigen natuur laat zien en in dit boek allegorisch de manier uitdrukt, waarop hij de verzoening tussen die twee naturen in hem ontdekt (K., p. 63).
Genoemd conflict is ongetwijfeld bij Multatuli zichtbaar zoals bij meer romantici, maar waar is de verzoening? King geeft onvoldoende steun aan zijn standpunt. Hij spreekt aan het eind van zijn analyse alleen van verzoening met de wereld (K. p. 66). In zijn ogen is dat een verzoening van Max met zichzelf, omdat hij Max' strijd met de wereld als een strijd van Max met zichzelf beschouwt, wat ik als een dubieuze constructie beschouw. Maar deze verzoening met de wereld kan ik ook niet bespeuren. Ik zou zeggen dat het conflict tussen gevoeligheid en dromen met de realiteit een van Multatuli's inspiratiebronnen was, een conflict dat - gelukkig voor zijn schrijverschap - niet verzoend kon worden.
De ontwikkeling in Minnebrieven is deze, dat de door de wereld belaagde Max aan een inzinking ten prooi valt, doordat hij genegeerd wordt door de autoriteiten en niets bereikt. Maar hij komt er weer bovenop doordat Fancy hem nieuwe kracht geeft en de overwinning belooft. Een andere ontwikkeling kan ik niet ontdekken in het boek.
King ziet de ontwikkeling als een loutering, wat samenhangt met zijn evaluatie. Er kan geen poëzie liggen in het cynisme, waarmee Max zich tegen de wereld keert, schrijft hij, en de vijandigheid tussen de wereld en de dichter is een belichaming van de strijd tussen lichaam en ziel van de dichter. Het vervolgd worden door de wereld zou dus eigenlijk zelf-vervolging zijn, wat zou blijken uit het feit, dat de vijandigheid van de we-