Tirade. Jaargang 20 (nrs. 211-220)(1976)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 357] [p. 357] Theo de Jong Zes gedichten Ik zit op koude kolen en mijn lippen is het lachen vergaan. Wil je mij als een stompe toren standvastig met een klok die je zuchten tot zingen verdraait en zwaluwen die vliegen op je wenken? Ik ben niet meer dan ik doe. Ik doe mezelf niet over. Een uur gaat voorbij. Ik weet geen beter antwoord dan geen. Van lij naar loef Ik wist niets van nietig. Storm barst uit, sleurt nacht naar buiten, zweept de zee op, grijpt mij aan, ongrijpbaar. De motor gaat tekeer, ik word stil. Is dit de wind die gisteren de aarde aaide? Ik voel mijn voelen omslaan. [pagina 358] [p. 358] Monoloog van de dokter In verloren ogenblikken kijk ik naar wolken, hun zilveren zeilen, hun roodgloeiende boot. Ik zie er beesten in of vieze watten. Toch drink ik het, later. Wij weten waar wolken vandaan komen en wat er met hen gaat gebeuren, maar van onszelf niet. Wij houden ons liever van de domme, wij lijden aan het heden. Misschien weten zij het van ons, zoals wij van hen. Waar is het koppige geheim dan nog goed voor? Als ik wist waar het leven mij dreef, zou ik breken als een wolk. [pagina 359] [p. 359] Ziek lam Voor het eerst in zijn leven op zijn zij, een groot oog, een kleine hoorn in de modder. Zijn iele poten zwaaien in de lucht, spichtig als vingers. Op de rand van de dood zwijgt hij aarzelend, als Jezus voor Pilatus. Lichtgewicht, een kind van dit jaar dat de zon heeft zien verschrompelen in de kille wind. Ik draag hem naar stal, de groeiende dood op mijn schouders, een geur van heiligheid en pis in de wol van zijn volmaakte vacht. Hij drinkt zijn melk luidruchtig, geeft geen kik als ik de modderkroon van zijn kop veeg. Lam gods, als ik je niet gezien had. In de halfdonkere stal lichten zijn ogen spookachtig blauw op. [pagina 360] [p. 360] Zes uur, een oogwenk Bergkammen drijven op mist, schilderij van grijze rijen. In het dal slaapt het dorp. Twee wespen hangen te drogen boven in een grashalm. De eerste krekel wrijft zich warm. Even later is alles anders. Onder de rook van Amsterdam Zon roest achter horizon. Vreemde vogels roepen, zoeken in donker grasland. Een zwaan glijdt over het roetglas van water. Vorige Volgende