| |
| |
| |
Schepping
Nias
Scheppingsverhaal
Toen de aarde er nog niet was,
toen de wijde wereld niet bestond,
Zij verzamelde het vuil der handpalmen,
zij vergaderde het lichaamsvuil.
was het zo groot als een zilvergewicht.
Zij legde het op de knieschijf,
kneedde het met de wijsvinger.
En weer verzamelde ze het vuil der handpalmen,
en wederom verzamelde zij het lichaamsvuil.
was het zo groot als een sirihpruim.
was het zo groot als een betelpruim.
zo luidt de overlevering.
Toen het mensdom nog niet bestond,
toen er nog geen mensen waren,
zonder dat er mensen waren,
zonder dat het mensdom bestond,
| |
| |
Ze zeide in haar spreken,
ze sprak terwijl ze praatte:
't is zonde van de aarde beneden,
't is zonde van de ruime wereld,
dat er geen bewoners zijn,
Ze ging naar de mond van de afgrond,
ze ging weer naar de peilloze diepte.
Ze verzamelde de windstreken,
ze vergaderde de windhoeken.
Ze was zwanger van menselijk zaad,
ze ging zwanger van een kind.
was de dag der geboorte gekomen,
was de tijd der baring aangebroken,
toen geboren werd een kind uit haar schoot,
toen geboren werd een kind uit haar buik,
werd geboren een tweeling,
werden er twee tegelijk geboren.
Gepaard waren ze vanaf de geboorte,
tezamen waren ze vanaf de moederschoot.
| |
| |
wanneer er gesproken werd,
onze moeder Siadulo Hosi,
Ziehier de naam van de zoon,
ziehier de naam van de jongen:
onze vader Balugu ba Luaha,
haar levensgeest vluchtte gelijk wind,
haar ziel week gelijk een damp.
en werd veranderd in aarde.
haar stoffelijk overschot vulde de spleten,
haar as werd vulsel der aardkloven.
|
|