[Vervolg Vroman als kampartist]
weekblad mee werd opgeluisterd. Maar Leo had geen ‘praktijk’, dwz. hij kon niet bogen op ervaring in lesgeven, in portrettekenen, in decorschilderen of in andere op grof rendement gerichte bezigheden. En dan had hij iets ongrijpbaars, iets onfatsoenlijk joligs in zijn gedragingen. De man die de Studio leidde, een pijnlijk ernstig tekenleraar die zichzelf te hoog aansloeg, kon daar niet tegenop en wees Leo af. Als een hoofdonderwijzer wees hij hem zelfs een keer de deur, toen Leo op een avond aan de een lange wand beslaande tekentafel had zitten werken en hij en zijn vrienden zoveel van gekraai en gekrijs doorschoten gebbetjes uithaalden, dat hij als ongewild aanvoerder de klas uit werd gestuurd.
Hij was in die Studio in personeel opzicht dus een outsider, maar op de duur werd hij toch medewerker van een ambitieus projekt dat Rob Nieuwenhuys en ik hadden ondernomen. In een apart kampje, dat later bij het grote kamp was gevoegd, was de Studio oorspronkelijk opgezet als een fabriekje voor speelkaarten. Toen er langzamerhand cabaret-omstandigheden en daarvoor gemaakte liedjes ontstonden, maakten tekenaars met boektechnici en een lay out-deskundige een kampliedjes-bundel, waarvan de vorm meer nivo had dan de inhoud. Wij hadden inmiddels in een van onze vorige kampen allerlei nummers van daar rondslingerende literaire tijdschriften verzameld, o.a. van Groot-Nederland dat de een of andere letterofficier kennelijk alleen om de uitgescheurde buitenlandse overzichten had gelezen, en hier en daar bleken er ook nog wel bundeltjes poëzie bij liefhebbers verscholen te zitten. Welnu, wij zouden de goede, de klasse-poëzie aan bod doen komen en tegelijk ons steentje bijdragen aan het hogere kampstreven van bijvoeding voor de zieken.
De studioleiding ging met het plan akkoord. Wij brachten een kollektie moderne Nederlandse poëzie van A. Roland Holst tot en met de toen allerjongste Miep Luitingh bijeen en een aantal beeldende kunstenaars bood zich aan voor het leveren van één illustratie per vers. Bij afwezigheid van andere reproduktiemogelijkheden zouden het houtsneden worden, een tijdrovende maar ook opwindende bezigheid. Aan het hout konden we alleen komen door resoluut de drempel van een studiobarak te slopen, een uiteraard verboden handeling waar gelukkig geen Japanner letterlijk noch figuurlijk over viel. We distribueerden de gezaagde blok-