Tirade. Jaargang 18 (nrs. 193-200)(1974)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 655] [p. 655] Aad Nuis Zes gedichten Op Mars Soldaten liepen op een rij. Ik was daarbij. De eerste droeg een donderkom de tweede een klein gromkanon en ik een ronde kei. De vijand, die er wel moest zijn verborg zich in het voorterrein verwaaide in een rookgordijn en sloot ons in rondom. De nevel drong door merg en been en dreef langzaam de rij uiteen zodat ik in die nacht alleen moest zitten op een ronde steen, een ronde steen. [pagina 656] [p. 656] Biografie We hadden een muis. 's Nachts kwam hij ritselen in de papieren zak vol hondebrood die eens vergeten op de keukenvloer was blijven staan. Vanmorgen was de zak leeg. Tussen de kruimels was hij blijven zitten. Hij keek ons aan door de geknaagde gaten, zuchtte zwaar, was dood. [pagina 657] [p. 657] De bunker Motregen aan zee, een koude morgen, de grauwe kop van een bunker. Telkens dat beeld in hetzelfde licht. Nooit dichterbij of uit een andere hoek, zonder verhaal, droom of herinnering. Een teken? Maar waarvan? Hoe kom ik eraan? Geluidloos duikt het op, achter iemand met wie ik praat, of in de tuin tussen bloemen, het bevriest de glimlach, legt de hand stil op het papier, verdwijnt weer snel en laat geen sporen na. [pagina 658] [p. 658] Voor B. Gedachteloze woorden raken dieper dan doordachte, weloverwogene, ze snijden door het zachte web dat onzichtbaar de vertrouwde dingen bindt. Vastknopen kan dan niet. Geen goed woord dat ik vind. Ik voel me dwaas - en even dwaas is alles weer terecht als je gedachteloos ‘dag liefje’ zegt. [pagina 659] [p. 659] Gezichten Een gezicht nooit meer zien. Een gezicht zien dat niet bestaat. Langzaam duidelijker, totdat ook de kleinste rimpels, putjes in de huid een oogwenk helder zichtbaar zijn. Maar het is geen gezicht. Het was misschien een man die honderd jaar dood is, en gestorven zonder ooit te zijn afgebeeld. Er zijn er zoveel. [pagina 660] [p. 660] Ik leer het nooit Tussen zeven katten woon ik om nog te zwijgen van paarden en honden. Het gras rond mijn huis is te lang. En wat zou dat. In alle vroegte beklim ik de trein, draaf door het land, praat met deze en gene, haal veel te veel overhoop. En wat zou dat. Heel de week ben ik driftig op stap en als ik thuis ben meestentijds afwezig. Je zult er maar mee getrouwd zijn. Ha! Nog even en ik maai het gras, breng maat en orde in mijn bezigheden, vol rustige aandacht voor kind en voor kraai. Dat zal wat moois zijn! Vorige Volgende