dat een herhaald en overtuigd betoog van den criticus een bepaald geschrift op den duur toegankelijker kan maken, als het tenminste blijkt lang genoeg tegen de tijd bestand te zijn.
De vooral op Greshoffs instigatie geschreven Herinneringen aan Slauerhoff verschenen haast eerder in Zuid-Afrika, in het tijdschrift ‘Standpunte’, dan in Den Haag. Door uitgevers en vrienden was hij op de hoogte van al wat in voorbereiding was, soms al lang voor het verschijnen. Hij wist zich drukproeven te verschaffen om het werk in rust te kunnen lezen en overdenken, en over al het weinige dat in latere jaren van mij verscheen, schreef hij met warme belangstelling en overtuiging, steeds op zoek naar de kern. De hoeksteen van al zijn beschouwingen echter, het uitgangspunt, bleef de eerste en beslissende ‘kanttekening’.
Wij zagen elkaar nog eens in 1965. Hij had gehoord dat ik in 't land was, belde mij op en verzocht hem te bezoeken.
De last der jaren bleek al duidelijk. Hij was nog dezelfde, maar vermoeider, wat verder weg. Wij spraken over het ouder worden, het langzamer rythme, maar de onveranderde geest. Over het gevaar van zich te herhalen, de nauwelijks verminderde scheppingswil, de gelijk gebleven belangstelling, de teleurstelling over het nieuwe. Wij spraken ook over werk dat nog op stapel stond.
Ik dacht na hoe ik hem nog een genoegen zou kunnen doen, nog eens mijn dankbaarheid zou kunnen uiten, en besloot enkele later ontstane gedichten in handschrift te copieeren en hem te zenden met een opdracht, herinnerend aan ons eerste contact. Er kwam een hartelijk en tevreden antwoord. Onze daden zeggen soms meer dan onze woorden: hij had de weinige bladzijden naar de binder gezonden om er een waardig uiterlijk aan te doen geven. Ook de criticus, niet slechts de auteur, heeft behoefte aan bevestiging.