Tirade. Jaargang 17 (nrs. 183-192)(1973)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 461] [p. 461] Zes gedichten Bernardo Ashetu Slangehout Wat er tussen ons is geweest, 't is niet meer dan ik kan vertellen. 't is slecht en het is nooit goed geweest, een glad stuk slangehout dat slecht past bij innige bloemen. Toch ben je wel zacht geweest, zacht voor mij als een vroege morgen waarin ik lui en rekkend en warm ontwaak onder koele tropische planten. En je bent bloedwarm geweest ofschoon je ook slecht bent geweest met een stille, puntige voldoening. [pagina 462] [p. 462] Indianen Vader zeg mij, duurde de winter lang? Neen, mijn zoon, want te veel indianen waren bij de zon die handelde uit afweer en haar stralen verdubbelde. [pagina 463] [p. 463] Niets Ach, vandaag was er niets op de berg, zelfs geen snipper van een vod. Daarom bevind ik mij hier op de hoge toren bij de gepolijste vlaggestok. - En ik hijs de vlag en ik strijk de vlag en hijs de vlag en strijk de vlag. En ik woeker met haar kleuren. [pagina 464] [p. 464] Niets meer Er is niets meer in Levroen, niets meer zelfs in de abstracte school. Geen dokter meer die met helm op tegen tropen- zon door modder naar de zieken gaat, geen vis meer met grote verbaasde ogen in 't treurige water van een donkere kreek. Niets meer in Levroen, geen vervallen huis, geen maanlicht meer, geen tovenaar ooit meer op pad. [pagina 465] [p. 465] Zand Een waas voor de ogen terwijl zand meer zand wordt, niets dan zand nog zichtbaar is. En het spinnen van de dood in de laatste oase. [pagina 466] [p. 466] Weemoedig Het was in deze winter dat de neger met z'n lange rode mond mij zijn bananen aanbood. De barre besneeuwde weg waarop hij eindeloos voortsjokte, had hij volgestrooid met miljoenen blokjes ananas. En toen ik hem betaalde met een schitterend stukje tropenzon, lachte hij zacht en zeer weemoedig. Vorige Volgende