zen... Maar dan was de fles wel wat al te spoedig leeg. Oscar Wilde dronk nooit met vrouwen, die had dus veel meer over...
- Ober!
En na de tweede fles, die ik per se zelf wilde uitschenken, zodat ook deze tafel nat werd, kreeg ik plotseling twee harde stompen tussen mijn ogen. Precies boven de neuswortel, op het platte bot van mijn voorhoofd. Meestal was het er maar een. Maar die keer zelfs twee. Prachtig mechanisme.
Ik verrees en liep met vaste zeemanspas in de richting van het toilet, mijn rug kaarsrecht gestrekt.
Vlees drijft niet volgens mij, sla wel.
In de vroege morgen van 31 maart 1972 keek een leegloper mij in de spiegel zwijgend aan.
Wat wilde hij? Een aalmoes? In de keuken? Om half zeven 'sochtends?
Ik omklemde de steenkoude rand van de wasbak en boog me wat voorover om het gelaat beter te kunnen bestuderen. Er glinsterden zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd en naast zijn neus.
- Kijk die man daar eens, de drank loopt uit zijn kop, fluisterde ik triomfantelijk.
(Triomfantelijk, want ìk voelde me patent).
Ik liep van hem weg naar het raam en observeerde door een spleet in het gordijn de ontwakende lucht. Kans op regen gering, schatte ik; windstil. Kon niet beter.
Onhoorbaar kreunend rekte ik mijn schouders naar achteren. Ik haalde de maden en mijn brood uit de ijskast, zette een ketel water op het fornuis voor thee en kleedde mij verder aan.
Om drie voor zeven daalde ik met mijn armen vol hengels en netten de trap zo geruisloos mogelijk af en klokslag zeven uur hield ik de auto stil voor het huis van Jan. G. Het licht in de keuken was aan. We gingen een dagje vissen.
Ik klaxoneerde fatsoenlijk en ogenblikkelijk verscheen voor het raam van de zitkamer het onnozele hoofd van Jan G.'s herdershond. Zijn oren stonden recht omhoog. Hij had iets gehoord, maar hij vergat te blaffen.